Mau en Keetje Polak waren begin 20ste eeuw als jong stel in Diepenheim een slagerij begonnen. Ze kregen twee zoons, Gerard en Alex, die in de voetsporen van hun vader traden. Het waren markante figuren in het Stedeke, de jongens van Polak. Je zag ze vaak in hun witte jasjes op de transportfiets met voorop de slagersmand. Op vrijdag 10 mei 1940, enkele uren nadat de bruggen over het Twentekanaal waren opgeblazen, reed er een Duitse verkenningsauto op de Goorseweg. Gerard Polak, die juist vlees bezorgde, raakte zo in paniek, dat hij met zijn fiets met slagersmand in aanraking kwam met de auto en in de sloot belandde. Ook in Diepenheim was de oorlog begonnen.
Onderdeel van de gemeenschap
De Joodse medeburgers speelden een actieve rol in de
Diepenheimse gemeenschap. In de Grotestraat hadden Joël Abraham
Nijstad en zijn vrouw Friederike Mildenberg een winkel in oude
gebruiksvoorwerpen en textiel. Joël Nijstad was in 1901
medeoprichter van de muziekvereniging de Harmonie. In de
Haaksbergerstraat woonde de familie Herschel. Bram was lid van de
Harmonie en van de plaatselijke toneelvereniging. Zoon Nico speelde
als rechtsbuiten in het eerste van de voetbalclub, zoon Herman was
trommelslager bij de Harmonie.
Synagoge en begraafplaats
In de 18de eeuw woonden in Diepenheim slechts enkele Joodse
families. In het midden van de 19de eeuw was er echter al sprake
van een hechte Joodse gemeenschap. Op 25 september 1857 werd
toestemming gegeven tot de bouw van een Israëlitische kerk. Deze
synagoge stond in de Middenstraat, daar waar nu een kunstgalerie is
gevestigd. Het gebouw is slechts 20 jaar in gebruik geweest, raakte
in verval en is in de beginjaren 1900 weer afgebroken. Waren er in
het midden van de 19de eeuw nog ongeveer 30 Joden in Diepenheim,
begin 20ste eeuw was dat aantal teruggelopen tot hooguit tien.
Sinds 1857 telde Diepenheim ook een joodse begraafplaats. Ver
buiten het stadje, want op een Joodse begraafplaats geldt eeuwige
grafrust. Het laatste van de achttien graven dateert van 1939.
Het einde
De Tweede Wereldoorlog maakte een wreed einde aan de Joodse
gemeenschap van Diepenheim. Zonder enige vorm van protest van het
hele gemeentelijke apparaat werd op 4 maart 1941 een lijst met
twaalf Joodse medeburgers ingestuurd en ondertekend door de
burgemeester J. Eijken Sluijters. Ze werden geregistreerd en kregen
een stempel met een "J" in hun persoonsbewijs. De Diepenheimse
Joden, vader Abraham Herschel (59), zijn zoons Nico (32) en Herman
(24) en de broers Gerard (34) en Alex (33) Polak zijn in het
werkkamp Nunspeet terechtgekomen. Op 9 september 1942 kreeg Berent
Bittink, als secretaris van de Harmonie, van de drie Herschels nog
een kaart toegestuurd. Abraham stierf in oktober 1942 in Auschwitz,
het vernietigingskamp waar enkele maanden later ook zijn zoons en
de slagersjongens Alex en Gerard Polak zijn gestorven.
Verzet
Al in een vroeg stadium van de oorlog kreeg meester
Sprokkereef van de lagere school een uitnodiging om bij dokter
Lindeboom in Goor een lezing bij te wonen over Vlaamse literatuur.
Er werd niet gesproken over Vlaamse literatuur, maar over de
organisatie van het verzet. Sprokkereef werd commandant en er waren
ongeveer 30 mensen die verklaarden hem te willen helpen. Hij ging
omzichtig te werk en zocht een aantal betrouwbare mensen. Alle
contacten liepen via de commandant en men gebruikte de codenaam
Willy 3D. Ook de koeriersters wisten uiteraard de codenaam. Een
belangrijke taak was het zoeken van betrouwbare onderduikadressen.
Maar ook moesten er wapens worden gehaald. Door veel mensen zijn
met gevaar voor eigen leven vele verzetsacties uitgevoerd.