Gedurende de 19de eeuw werd de lokale politiek in Olst beheerst door een vrij gesloten groep van boeren, landeigenaren en fabrikanten. Deze bestuurselite bestond vooral uit welgestelde mannen met overwegend vrijzinnig protestantse en politiek liberale opvattingen, die hun invloed op lokaal niveau lieten gelden als werkgever, gemeentebestuurder en kerkbestuurder. Hun machtspositie was ontstaan tijdens de Bataafs-Franse periode en bleef probleemloos intact tot de invoering van het algemeen kiesrecht in de jaren 1917-1919. De oude machthebbers verdwenen daarna niet helemaal van het politieke toneel, maar ze raakten door de uitbreiding van het kiesrecht hun meerderheid in de gemeenteraad van Olst kwijt aan de socialisten en katholieken.
Albert Bakhuis (1780-1858)
Onder de vroegere dorpselite namen Albert Bakhuis en zijn nakomelingen gedurende meer dan een eeuw een vooraanstaande plaats in. De ouders van Albert waren bemiddelde middenstanders. Ze bezaten een goed lopende herberg annex brouwerij, het Wapen van Overijssel aan de Benedendijk, en wisten in de loop van de tijd grondbezit van enige omvang te verwerven. Albert trouwde met een vrouw uit een vergelijkbaar middenstandsmilieu, Aleijda Zwakenberg. Door vererving verwierf het echtpaar herberg De Kroon, gelegen aan de Benedendijk tegenover Bökkers Mölle, evenals een boerderij en 70 hectaren verspreid liggende landerijen, vooral Duur en Fortmond. Albert Bakhuis en zijn vrouw behoorden omstreeks 1830 tot de gegoede burgerij van Olst. Hij was grootgrondbezitter, lid van de gemeenteraad en kerkbestuurder.
Bakhuis en Bentinck van Nijenhuis
De stijging van het echtpaar Bakhuis-Zwakenberg op de maatschappelijke ladder kwam mogelijk ook tot uitdrukking in het zeer gewenste huwelijk van hun zoon Gerhard Willem (1820-1887) met Albertina Bentinck, dochter van Adolf Carel baron Bentinck van Nijenhuis uit zijn tweede huwelijk met het burgermeisje Hillegonda van Sichem. De trotse ouders schonken de jonge echtelieden hun grote, riante woning aan de Benedendijk, de vroegere herberg De Kroon, en gingen zelf in een kleiner huis in de achtertuin wonen.
Economische activiteiten
De nazaten van Albert Bakhuis waren op economisch en maatschappelijk terrein zeer actief in Olst. Zoon Gerhard Willem baarde niet alleen opzien door zijn huwelijk met een Bentinck-dochter. Hij maakte bovendien omstreeks 1860, in een tijd dat de toepassing van stoom nog in de kinderschoenen stond, als eerste gebruik van een stoommolen in Olst voor het malen van koren en het breken van lijnkoeken. De oudste zoon van Albert Bakhuis, Roelof (1812-1891), was als ondernemer het meest succesvol. Hij stichtte in 1851 een steenfabriek in de uiterwaarden van Fortmond, later bekend onder de naam 't Haasje. Voorts kocht hij in 1874 een woonhuis met grond op de Olsterkamp, waar hij een ambachtelijke slagerij annex rokerij vestigde. Dit bedrijf groeide uit tot het bekende vleeswarenbedrijf Olba, waarvan alleen de fabriekspijp bewaard is gebleven. Nakomelingen van Roelof Bakhuis voerden de directie van 't Haasje en Olba.
Maatschappelijke betekenis
Leden van de Bakhuis-familie waren tot aan de Tweede Wereldoorlog, met korte tussenpozen, lid van de gemeenteraad en soms wethouder van Olst. Bovendien speelden ze een sleutelrol bij de oprichting en het bestuur van tal van activiteiten en evenementen in het dorp: van kerkbestuur tot Nutsdepartement en van Landbouwvereniging tot voetbalclub. De familie was tevens de drijvende kracht achter de grootse tweedaagse landbouwtentoonstelling Olanto in 1930, die in 1939 opnieuw werd georganiseerd. De Bakhuizen lieten voorts fraaie herenhuizen in het dorp Olst bouwen, waaronder 't Polletje en Groenendaal, dat is gelegen aan de Kleistraat.