Wapengekletter bij Venebrugge

Slag op de Hardenbergerheide

Tijd van ontdekkers en hervormers

Heemse en Hardenberg werden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen 1578 en 1600 enkele keren compleet verwoest in de strijd tussen Spanjaarden en Staatsen. Telkens weer trokken er plunderende legertjes of groepen soldaten door de streek, die een ware plaag vormden voor de boeren. De bevolking koesterde weinig sympathie voor welke strijdmacht dan ook. Op die bewuste 17de juni 1580 kwam de oorlog weer erg dichtbij: op enkele kilometers afstand van Hardenberg openden Staatse troepen onder bevel van Philip van Hohenlohe die dag de aanval op het Spaansgezinde leger van Maarten Schenk.

Drie hete dagen in juni

Na het verraad van stadhouder Rennenberg (maart 1580), werd deze door de Staatse troepen van Oranje ingesloten in de stad Groningen. Van Hohenlohe (1550-1606), bekend vanwege zijn "guerrillatactiek" (snel toeslaan met zijn geduchte ruiters en dan wegwezen),
kreeg bericht dat hij moest assisteren bij de belegering. Op 15 juni vertrok hij met honderden huursoldaten vanuit Oldenzaal en de volgende dag bereikte hij Coevorden. Daar hoorde hij dat vijandelijke troepen vanuit Lingen onderweg waren naar Zwolle. Na een korte rust verliet hij om elf uur 's avonds de stad en trok hij richting Hardenberg. Op die dag bevond zijn tegenstander, Maarten Schenk (1549-1589), zich met zijn troepen ("ses hondert peerden ende drie duysent te voete zonder geschut") in Veldhausen. De morgen erop braken ze hun bivak op en bereikten tegen de middag Hardenberg. Ze zouden zich daar zelfs nog even opgefrist hebben onder het genot van 14 tonnen bier. Toen hij hoorde dat Hohenlohe naderde, had Schenk nog alle tijd voor een tactische opstelling van zijn troepen op de Hardenbergerheide bij Veenebrugge: hij zorgde ervoor dat zijn soldaten de zon in de rug hadden en stelde reserves op achter een paar heuvels.
Hohenlohe had dan wel een enorm leger bij zich ("omtrent veertienhondert peerden ende achthien hondert te voete en vijf stucken geschuts"), maar de geforceerde marsen in de moordende hitte hadden zijn mannen uitgeput. Daarom adviseerden zijn officieren hem geen slag te leveren, maar "dat dolle Hohenlohese hoofd" wilde zijn vijanden verrassen.

Ommekeer

Aanvankelijk, mede door toedoen van hun kanonnen, leken de Staatsen aan de winnende hand: een groep speerruiters werd uitgeschakeld, een andere formatie sloeg op de vlucht. Maar toen Hohenlohe met zijn ruiters de achtervolging inzette, vielen de reserves van Schenk diens voetvolk aan, dat op de vlucht sloeg. De soldaten van Hohenlohe's verslagen leger vluchtten richting Gramsbergen, Radewijk en De Velde, maar kregen nu te maken met een andere tegenstander: de boeren, jarenlang uitgeplunderd, maakten jacht op de vluchtenden en met elke gevangen soldaat werd korte metten gemaakt. Het Staatse leger verloor die dag zo'n 1500 man. De verliezen bij Schenks troepen zouden minder dan 100 doden hebben bedragen.
Hohenlohe wist met veel moeite Oldenzaal te bereiken. Van daaruit bleef hij nog jaren Twente onveilig maken. De weg over Coevorden ("een poorte van de Landtschap Drenthe, een sleutel van Groningen en Omlanden, een deur van Vrieslandt") lag nu open en het beleg van Groningen moest worden afgebroken. De Spanjaarden veroverden Groningen, Drenthe en Overijssel. Pas bij de veldtocht van prins Maurits in 1597 werden deze gebieden weer heroverd.