Tussen Rotterdam en Breda
Als eiland was Dordrecht tot 1872 alleen bereikbaar per schip. De stad had zich vanuit de havens ontwikkeld.
Desondanks was er buiten de stadspoorten, waarvan de meeste er nog stonden, in de negentiende eeuw sprake van verdere uitbreiding en stadsontwikkeling. Deze kreeg pas echt vleugels toen de aansluiting op het spoor tussen Rotterdam en Breda een feit was. Post kwam en ging voortaan per trein en werd per postiljon van en naar het postkantoor vervoerd. In 1879 verschijnt de paardentram in het stadsbeeld. Beginpunt: 'STATION DORDRECHT.' (met punt op de gevel).
De reis van Antwerpen naar Rotterdam nam tot 1872 zeker vier uur in beslag. De rit ging eerst per trein in twee uur naar Moerdijk. Daar moest men vervolgens overstappen op de stoomboot naar Rotterdam.
De brug over het Hollands Diep - met zijn 1470 meter een technisch hoogstandje - werd eind 1871 na vier jaar werk opgeleverd. Die over de Oude Maas was enige maanden later gereed.
Een statig station
Het station van Dordrecht is door ingenieur N.T. Michaëlis (1824-1904) ontworpen als variant op een van de standaardontwerpen (zogenaamde waterstaatstations) die destijds door de Nederlandse staat gehanteerd werden.
Er waren slechts twee waterstaatstations eerste klasse in Nederland: dat van Zwolle en dat van Dordrecht. Althans, dat dacht men. Achteraf blijkt het Dordtse een tweede klasse station te zijn. Michaëlis had het ontwerp stevig uitgebreid, waardoor het een stuk groter uitviel dan van een tweede klassertje kon worden verwacht. Het kreeg geen gietijzeren overkapping voor de perrons, want dat was nu eenmaal voorbehouden aan gebouwen van de eerste klasse.
Aan de stadszijde werd de langs het spoor lopende Parallelweg ontwikkeld tot de huidige Burgemeester de Raadtsingel. De Stationsweg loopt van het Stationsplein via de Johan de Wittstraat richting de binnenstad. Met links tegenover het station het befaamde Hotel Ponsen en later rechts Villa Simpang kwam de treinreiziger de eerste tientallen jaren van de twintigste eeuw aan in een deftig en statig Dordrecht.
Toen Van Gogh in 1877 kortstondig in Dordrecht verbleef, kwam hij graag aan de andere kant van het spoor. Het was er toen nog bijzonder mooi en landelijk. Allereerst lag daar het landgoed Weizigt, waar de spoorweg overigens een stevige hap uit had genomen. In de verte kon hij er nog de talrijke, vlak buiten de stad gelegen molens zien. Hier liep ook het Boonenpaadje, waar menig Dordtenaar de eerste prille schreden op het pad van de liefde zette. In het verschiet lag de toen twee eeuwen oude uitspanning Crispijn, waar in 1774 Teekengenootschap Pictura werd opgericht. Met daarachter de toen nog eindeloos ogende verte van het Eiland van Dordrecht.
Maar lag de spoorlijn in 1872 nog aan de rand van de stad, in latere jaren zou Dordt steeds verder over het spoor uitbreiden en ontstonden achter het station de eerste straten van Oud- en Nieuw-Krispijn. En zo komt het dat deze drukke en belangrijke verbinding tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen midden in de bebouwde kom is komen te liggen. Voor passagiersvervoer niets bijzonders, maar goederenvervoer veroorzaakt wel de nodige zorgen, met name wanneer het gevaarlijke stoffen betreft.