Eén van de meest opmerkelijke ontwikkelingen van de Deventer industrie is dat veel familiebedrijven vanaf eind jaren vijftig van de 20ste eeuw betrokken waren bij overnames, fusies en sluitingen. In een tijdsbestek van slechts 20 jaar veranderde het aanzien van Deventer als veelzijdige industriestad dramatisch. Het absolute dieptepunt vormde het jaar 1965, dat wel het economisch rampjaar voor de stad genoemd wordt.
Fabriekssluitingen in het verleden
De geschiedenis van Deventer kent een aantal traumatische voorvallen waarbij grote, gerenommeerde fabrieken moesten sluiten of opgingen in een groter geheel. Sommige moesten ook noodgedwongen de stad verlaten. In de crisistijd gebeurde dat bijvoorbeeld met de ijzergieterij en machinefabriek van Nering Bögel. In 1932 ging dit bedrijf, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1755, failliet, met honderden ontslagen tot gevolg. Een ander voorbeeld is de sluiting van de sigarenfabrieken in de stad. Midden jaren vijftig sloten de toen nog resterende sigarenfabrieken Horst & Maas en Bijdendijk & Ten Hove de poorten. De laatste werd overgenomen door de sigarenfabriek Van de Mijle uit Kampen. Het betekende het eind van een bedrijfstak waarin tijdens de jaren twintig nog een kleine 10% van de beroepsbevolking haar emplooi vond.
De bedrijfscrises uit de jaren zestig
In 1961 werd Burgers ENR overgenomen door PON in Amersfoort. De locatie Deventer werd gesloten. Het fietsenmerk Burgers bleef echter nog wel bestaan. De sluiting betekende het einde van de eerste Nederlandse fietsenfabriek, een parel onder de Deventer industrieën. 1 jaar later sloot ook de beddenfabriek van Holtkamp, met 65 ontslagen tot gevolg. In 1965 volgde een hele serie: eerst moest de meelfabriek van Noury & Van der Lande sluiten; het leidde tot 200 ontslagaanvragen. Aan het eind van hetzelfde jaar volgde de textielfabriek van Ankersmit. Van de ene op de andere dag stond ruim 10% van de in de industrie werkzame arbeiders in Deventer op straat. Weinigen hadden de sluiting van de fabriek zien aankomen. Voor Deventer was het een grote schok. In 1966 volgde nog de Davo haardenfabriek met 260 werknemers en in de regio de sluiting van verschillende locaties van de Overijsselse steenfabrieken. De massaontslagen van midden jaren zestig betekenden het einde van het beeld van Deventer als een toonaangevende industriestad.
Overnames en fusies
Midden jaren zestig was ook een tijd van reorganisaties binnen bedrijven. Thomassen & Drijver nam in 1965 min of meer de rest van de Nederlandse blikfabrieken, samen verenigd in de Verenigde Blikfabrieken, over. Daardoor kon een flink aantal elders ontslagen werknemers aan een nieuwe baan worden geholpen. T&D ging in de jaren daarna zelf op in een groter verband van wereldwijd producerende blikconcerns als Continental Can. Tegenwoordig produceert de fabriek in Deventer onder de naam Impress. Noury & Van der Lande groeide met haar partners uit tot een wereldconcern: Akzo. Ook Kluwer groeide in deze periode uit tot een in Nederland toonaangevend concern, totdat ook zij opging in een groter geheel. Het hoofdkantoor verdween uit Deventer. De fusiegolf die de Nederlandse vleesindustrie doormaakte was niet voorbijgegaan aan de fabrieken in en rond de stad. De IJsselstreek was, samen met de regio Oss, toonaangevend in de vleesindustrie met fabrieken als Anton Hunink, Stegeman, Gerrit Hunink, Zendijk, Meester, IJsseldijk en Olba. Geleidelijk fuseerden al deze bedrijven en werden de meeste vestigingen in deze regio gesloten. Alleen Meester-Stegeman is nog over. Zelfs de fabricage van Deventer koek is niet meer in handen van het aloude bedrijf. De naam Bussink bestaat nog, maar de Deventer vestiging is niet meer zelfstandig. Het zijn nu niet-Deventenaren die over de fabricage van de Deventer koek waken.