Het hoogwaterkanon

De stormvloed

Tijd van burgers en stoommachines

Tot ver in de 19de eeuw waren dijkdoorbraken een terugkerend verschijnsel langs grote rivieren en in kustgebieden. Overstromingen en wateroverlast waren het gevolg. Aan het begin van de 18de eeuw was van de dijk van de fortresse niet veel meer over en werden de wallen aan de Zuiderzeekant versterkt en verhoogd om de functie van waterkering over te nemen. In 1775 en 1776 beleefde Overijssel ook grote overstromingen. Als reactie daarop was in Blokzijl in de havenmond een sas (waterkerende sluis) gebouwd. De stormvloed van februari 1825 echter ontketende een ongekend grote watersnoodramp in Overijssel.

Natte herfst

Het najaar van 1824 was erg nat en stormachtig geweest. De dijken langs de kust waren daardoor in slechte conditie geraakt en hier en daar al verzakt. Veel lager gelegen weiland stond helemaal of deels onder water. Dit was niet uitzonderlijk, het gebeurde vaker tijdens de wintermaanden. De mensen in het achterland maakten zich er dus geen grote zorgen over. Ze vertrouwden op de dijkbewaking en op het waarschuwingssysteem. Bij dreiging werd immers altijd geschoten met de hoogwaterkanonnen die langs de kust stonden opgesteld.

Storm

Een stormachtige wind uit het noordwesten had vanaf eind januari 1825 het water van de Zuiderzee hoog opgestuwd. Op 3 februari werd de bevolking 's avonds gewaarschuwd door twee, later drie schoten met het hoogwaterkanon, een teken dat er gevaar dreigde voor have en goed van inwoners in het achterland. In de nacht van 3 op 4 februari wakkerde de wind aan tot een noordwesterstorm, die drie dagen aanhield. Net zoals later bij de Watersnoodramp van 1953 zou gebeuren, viel de storm ook nog eens samen met springvloed. De gevolgen voor de al verzwakte dijken in Noordwest-Overijssel en Friesland waren desastreus. De dijken tussen Zwartsluis en Slijkenburg braken op 22 plaatsen door. Tussen Blokzijl en Kuinre werd de dijk op zes plaatsen weggeslagen. Het kanon vuurde direct vier schoten af, maar doordat de dijk op verschillende plaatsen doorbrak, had de bevolking geen tijd meer om een veilig heenkomen te zoeken.

Grote schade in Blokzijl

Veel huizen in het achterland werden weggespoeld, veel vee verdronk. De overstroming strekte zich uit over een groot deel van de provincie. In totaal kwamen in Overijssel 305 personen om het leven, 13.073 runderen en 525 paarden verdronken, 574 huizen werden verwoest en 2.284 werden onbewoonbaar. In Blokzijl vluchtten de mensen die uit hun huis verdreven waren naar de boten die in de haven lagen, zodat ze in ieder geval hun leven konden redden. Toch verdronken bij Blokzijl vier personen, 50 runderen, één paard en acht schapen. Het aantal weggespoelde huizen bedroeg 28 en 80 huizen werden zwaar beschadigd. De waterhoogte voor Blokzijl was ongeveer 2,55 el (± 1,75 meter) boven het normale peil. Blokzijl raakte vrijwel geheel overstroomd. In de laagst gelegen straten stond het water bijna 2 m hoog. De Zuiderwal spoelde weg en 1 uur later bezweek ook de Noorderwal. Op het kozijn van een woning op het Oude Verlaat staat nog altijd de waterhoogte van 1825 aangegeven.

Dappere redders

Verschillende inwoners van Blokzijl redden met gevaar voor eigen leven veel slachtoffers, die door het water overvallen waren, van de verdrinkingsdood. Spannende verhalen over weggespoelde hooibergen, kou, honger en uitputting hielden de herinnering aan de stormvloed levend. Na de ramp kwam een hulpactie op gang, waaraan ook Koning Willem I een bijdrage leverde. Hij schonk f 100.000,‒, een enorm bedrag in die tijd.