Dijken bepalen voor een deel het aanzien van het landschap in het Noordelijk Westerkwartier. De bouw van deze monumenten van de waterstaatsgeschiedenis begon in de 11e en 12e eeuw. Kloosters namen de leiding in de bedijking en andere vormen van waterbeheersing; eerst Oldeklooster (1175), gevolgd door de abdijen Thesinge (1182) en Aduard (1192). De periode van dijkenbouw liep door tot 1969, toen de dijk in de Lauwerszee werd gesloten.
In de strijd tegen het zeewater werd zo veel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke hoogten in het landschap. De smalle keileemrug waarop Zuidhorn en Noordhorn liggen vormde de basis voor de inpoldering. Voor de afwatering werden `klieven' gebouwd op plaatsen waar de nieuwe dijk de natuurlijke stroompjes kruiste. Klieven waren uitgeholde boomstammen, afgesloten met kleppen die zichzelf bij opkomend water dichtdrukten.
Stukje bij beetje werd het land bedijkt. De eerste dijken verschenen waarschijnlijk rond de eilanden Middag en Humsterland, gelegen in inhammen van de Lauwerszee. De aanleg en het onderhoud van dijken was een zeer arbeidsintensief karwei, waar veel mensen voor nodig waren. Het vroeg ook om een zekere vorm van samenwerking.
De akkers buiten de wierden werden door zomerkaden (lage dijkjes) beschermd tegen het water. Langzaam maar zeker nam de veiligheid toe en sommige bewoners vestigden zich op lager gelegen land. Wonen buiten de wierden kon alleen als de dijken betrouwbaar waren. Elke boer die het land achter de dijk bewerkte, was verantwoordelijk voor zijn eigen stuk dijk. In de zogenaamde 'dijkrollen' was opgetekend hoe de dijken moesten worden onderhouden. Een boer die zijn dijk niet onderhield, verloor het recht om het bijbehorende land te bewerken; een dijk is immers zo sterk als het zwakste deel. Gaandeweg ontstonden zelfstandige samenwerkingsverbanden, zgn. `zijlvesten', rond het onderhoud van dijken, de dijkrechten en/of het onderhoud van de uitwateringssluizen en de waterlopen ernaartoe.
Tot in onze tijd heeft een dijk vaak een reeks eigenaren. De binnendijken zijn hun zeewerende functie kwijt en vormen voor de boeren dikwijls een obstakel bij het bewerken van hun land. Tegenwoordig worden dijken steeds meer gezien als kostbare landschapselementen.
Aduarder Zijlvest
Waarschijnlijk was het Aduarder Zijlvest het oudste waterschap van de provincie Groningen, in de 14e eeuw opgericht door de abt van klooster Aduard. Het klooster had als grootgrondbezitter de verantwoordelijkheid voor een groot stuk land. In een oorkonde uit 1313 werden de waterstaatkundige activiteiten en de samenwerking daaromheen opgetekend. De abt sloot bijvoorbeeld met aangrenzende zijlvesten een overeenkomst over de aanleg en het onderhoud van een sluis bij boerderij 'Arbere'. Ook het onderhoud van de Kliefsloot (een oude zee-inham, die de scheiding vormde tussen Humsterland en Middag) werd genoemd. Dichtslibben van de Kliefsloot zou de afvoer van water naar het Reitdiep belemmeren. Uiteindelijk werd de Kliefsloot in 1489 afgedamd en het gebied aan weerszijden ingepolderd.