Bij de oprichting van de Compagnie van de 5000 Morgen was er sprake van Drents veen waar in geïnvesteerd werd door met name Hollandse investeerders. Ook Overijsselse families hadden bemoeienis met het Hoogeveense veen. Een deel van het veen was nog van de Van Echtens, maar ook dat raakte door vererving steeds meer in niet-Drentse handen. In het begin van de achttiende eeuw veranderde dit. In de zeventiende eeuw waren er al diverse kleine ondercompagnieën ontstaan.
In 1708 kocht Abraham de Vriese 3/4 van zo'n kleine compagnie, Cools Compagnie. In de jaren daarna gingen ook de venen van Warmonts Compagnie, een deel van Bentincks Compagnie, Dashorst en de Beerts portie, Schoonhovens Compagnie en de Gelderse Com-pagnie over in handen van Hoogeveense verveners en groot-grondbezitters.
In 1759 kochten Warner Steenbergen, J.P.Leffers en de graaf van Limburg Stirum 3/4 van Bentincks Compagnie. Het gevolg van al deze overnames was dat de winsten van de venen niet meer wegvloeiden, maar in handen bleven van een kleine groep gegoede inwoners van Hoogeveen.
Deze mensen bestuurden vanaf dat moment Hoogeveen, via hun rentmeesters, eigen compagnieën en de Compagnie van de 5000 Morgen. Het geld dat ze verdienden investeerden ze in hun naaste omgeving. Het was juist deze bevolkingsgroep die hun kinderen liet studeren en geriefelijke huizen voor zichzelf liet bouwen. Van arbeider en schippers werden ze zelf projectontwikkelaars voor de venen ten oosten van Hoogeveen