De vlag ging uit
Op 22 april 1813 ging vroeg in de ochtend het gerucht dat de Fransen definitief vertrokken waren uit Maassluis. De douane was verdwenen en van het garnizoen van nog slechts 14 manschappen was ook geen spoor. Een opgewonden menigte luidde de kerkklokken en zette de Hollandse vlag op de toren. Ze maakte zich ook meester van de paar wapens die de douane had achtergelaten.
Maar tegen de avond kwamen de Fransen terug, ze waren nog niet verslagen. De vlag moest onmiddellijk van de toren af en uit Den Haag kwamen gendarmes (agenten) om de rust te herstellen. Hoewel enkelen op tijd hadden weten te vluchten, arresteerden de Fransen diezelfde avond en nacht diverse personen die betrokken waren geweest bij het uitsteken van de vlag. Zij werden zwaar gestraft.
De veroordelingen en de uitvoering van de vonnissen gingen razendsnel. Wisten de Fransen dat hun dagen van overheersing geteld waren? Adriaan van Heel, Arij Krijgsman en de voortvluchtige Hendrik Schoonbrood werden op 10 juli ter dood veroordeeld. Jan Stoorvogel en Jan Boudesteijn kregen 15 jaar dwangarbeid. De nog jonge Matthijs van Heel, zoon van Adriaan, kreeg vijf jaar dwangarbeid. Cornelis van der Kolf kreeg twee jaar gevangenisstraf. Pieter Roodenburg, Antje van Teijlingen en Benjamin Firet werden vrijgesproken, maar bleven onder politietoezicht.
De doodstraf voor een vlag
De aanklacht luidde: ‘Beschuldigd van misdaad tegen de inwendige veiligheid van den Staat, hebbende de vlag der muiterij uitgestoken, en het plunderen van wapenen in een schip, aan den Staat toebehorende’.
Adriaan van Heel en Hendrik Schoonbrood werden als leiders van het oproer gezien. Schoonbrood had zich op 22 april op tijd uit de voeten weten te maken, maar Van Heel stierf op 45-jarige leeftijd op het schavot, samen met Arij Krijgsman.
De Maassluizers die gevangenisstraf kregen moesten die straf uitzitten in Bicêtre. Dit stadje ligt ten zuiden van Parijs, tegenwoordig net buiten de Périphérique (rondweg). Na de daadwerkelijke overwinning op de Fransen deed het gemeentebestuur van Maassluis in juli 1814 een verzoek aan de Gouverneur van Zuid-Holland om zich in te zetten voor de vrijlating van de drie gevangen plaatsgenoten.
De gezondheid van de mannen had erg geleden onder de slechte behandeling in de gevangenis. Op 28 oktober 1814 werden ze vrijgelaten, maar toen was hun beproeving nog niet voorbij. Ze moesten zonder hulp hun weg terugvinden naar Maassluis. Toen Matthijs van Heel in 1822 op 28-jarige leeftijd overleed kwam dat waarschijnlijk door de zwakke gezondheid die hij had overgehouden na zijn gevangenschap. Zijn weduwe bleef met drie jonge kinderen achter.
Eerbetoon op ’t Hoofd en ’t Stort
Ruim honderd jaar na deze gebeurtenissen verrees er een nieuwe woonwijk op ’t Hoofd, bij de veerpont. Rond 1912 waren er dringend huizen nodig voor de arbeiders van de daar gevestigde glasfabriek. Later kwam daar ook de huisvesting van Belgische vluchtelingen bij door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Als eerbetoon kregen vier straten de namen van degenen die het hardst gestraft waren: Schoonbrood, Krijgsman, vader en zoon Van Heel. De glasfabriek kreeg als adres Adriaan van Heelstraat.
In de tweede helft van de jaren zeventig moesten deze straten verdwijnen. De Deltadijk met de keersluis in de haven werd aangelegd, een onderdeel van de Deltawerken. De Adriaan van Heelstraat, die vlak langs de spoorlijn lag, bleef als enige over op ’t Hoofd.
Langs de Industrieweg in de wijk ’t Stort was een groot terrein vrijgekomen na sluiting van het bedrijf Elementum. Het terrein was geschikt voor woningbouw. Voor de straatnaamgeving besloot men de namen die op ’t Hoofd waren verdwenen hier opnieuw een plaatsje te geven, aangevuld met de namen van de andere helden uit die episode van de Maassluise geschiedenis. Alleen vader en zoon Van Heel ontbreken. De vader was met een straatnaam achtergebleven op het Hoofd, de zoon kreeg geen straatnaam omdat de twee namen teveel op elkaar zouden lijken. Matthijs van Heel werd herdacht met een plaquette in de nieuwe wijk die in 2001 onthuld werd.
Met enig gevoel voor drama kreeg de wijk de naam Elysium: het mythologische oord waar de uitverkorenen van de goden na hun dood in gelukzaligheid vertoeven.
De vrederechter moest het ontgelden
G. Dirkzwager heeft een ooggetuigenverslag gemaakt van de gebeurtenissen. Hij vertelt: ‘De enige misdaad van deze ongelukkige slachtoffers is dat ze zich aan vreugde hebben overgegeven en zich te vroeg voor het huis van Oranje hebben verklaard. Ze hebben niemand iets aangedaan. Nou ja, behalve dan de Vrederechter. Die kwam uit Vlaardingen met de postwagen om de menigte tot bedaren te brengen. Zij hebben hem een paar klappen gegeven en hem van de Breede Trappen afgeschopt, waardoor zijn gezicht behoorlijk geschonden was.’