De korenmolens waren oorspronkelijk standerdmolens, een type molen dat vanaf de 13e eeuw in Nederland werd gebouwd. Hun geschiedenis in Rijnwoude werd bepaald door de veranderingen in het landschap. Het oorspronkelijke veengebied was een gemengd agrarisch gebied. Het verwerken van de graanproducten tot meel gebeurde op korenmolens. In de 16e en 17e eeuw vond steeds meer grootschalige vervening plaats. Dat leverde een zekere welvaart op, maar wat achterbleef, waren watervlakten. De agrarische bedrijvigheid verdween. De streek ‘liep leeg’ en de molens raakten in verval, voor zover ze al niet vernield waren bij het beleg van Leiden in 1574. Pas na de vorming van droogmakerijen rond 1760 ontstond er weer agrarische bedrijvigheid en dus een nieuwe behoefte aan korenmolens.
(Zie afbeeldingen 19.2. en 19.3.)
De korenmolens langs de Oude Rijn in Hazerswoude
Aan de Rijndijk stond in Hazerswoude in vroeger tijden een molen. Toen Lodewyck van Montfoort in1428 de Heerlijkheid Hazerswoude in leen kreeg, behoorde daartoe ook een korenmolen. De molen was een dwangmolen : de ambachtheer had vastgelegd dat ingezetenen van de Heerlijkheid verplicht waren hun producten alleen op deze molen te laten malen. Op een kaart uit 1565 is deze standerdmolen getekend. Een standerdmolen is een houten windmolen waarvan de ‘kast’ in zijn geheel draaibaar is op een centrale standerd. In deze kast zijn de maalstenen én de bovenas met de wieken aangebracht. De molen werd bij het beleg van Leiden in 1574 vernield. In 1593 werd de vervallen molen afgebroken en vervangen door de Steenenmolen.
De Steenenmolen was een torenmolen , een stenen molen met een gemetselde cilindrische romp.
Op deze romp lag , draaibaar, de kap met wieken en bovenas. De molen was een binnenkruier, dat wil zeggen dat het verdraaien van de kap bovenin de molen gebeurt. In 1855 verwoestte een brand deze molen. De resterende romp werd daarna verhoogd en hierop werd een stellingmolen gebouwd.
De molen kreeg de naam Rembrandtmolen, omdat men ten onrechte dacht dat Rembrandt er was geboren. Deze tweede stenen molen was een bovenkruier: de kap was voorzien van een staartbalk, waarmee de kap op de wind wordt gezet vanaf de stelling. In 1921 werd de molen stilgezet en onttakeld. De kap werd verwijderd in 1926. Het bedrijf werd voortgezet als mengvoerbedrijf.
(Zie afbeelding 19.4.)
De korenmolens van Benthuizen Korenmolen De Haas heeft een voorganger gehad die twee kilometer ten noorden van De Haas
aan de Hoogeveense Vaart stond. Deze vaart ontsloot Benthuizen naar het noorden én naar het zuiden. De molen was ook een standerdmolen. Hij komt voor op kaarten van de hoogheemraadschappen van Schieland (1611) en Rijnland (1615). Er liep ook een weg(getje) van de molen naar Benthuizen.
Hoewel de molen in het verlengde lag van het Westeinde van Hazerswoude, was vanaf deze weg de molen niet bereikbaar. Dat had ook geen zin, omdat de Steenenmolen aan de Rijndijk een dwangmolen was en de inwoners van Hazerswoude hun koren niet mochten laten malen in Benthuizen. In 1574 is ook deze molen vernield. Hij is provisorisch hersteld, maar door de vervening moest de molenaar in 1698 stoppen met malen. De molen is vóor 1749 ingestort. Uit een kaart uit 1746 blijkt de plek al deel uit te maken van de door vervening ontstane plassen. Na het droogmalen van de plassen, tussen 1759 en 1766 ontstond weer agrarische bedrijvigheid. Op 30 januari 1766 kreeg Barend Hartog vergunning voor de bouw van een grutterij in Benthuizen met rosmolen. Deze grutterij en molen lagen aan de Dorpsstraat. De molen verdween in 1772. Door de droogmakerij was de Hoogeveense Vaart langs Benthuizen verdwenen. De aanleg van de Benthuizer Vaart gaf wel weer een waterverbinding in de richting Leiden. In 1772 kocht Willem Overgaauw het stuk grond waarop hij de korenmolen De Haas liet bouwen langs de Benthuizervaart. Het is een stenen stellingmolen. Overgaauw verkocht de molen in 1783. De molen bleef als windmolen in gebruik tot 1932, waarna een elektromotor geplaatst werd. Twee jaar later werd de windmolen onttakeld.
(Zie afbeelding 19.5.)
De korenmolen in Hazerswoude-Dorp
De korenmolen Nieuw Leven in de Dorpsstraat Hazerswoude is een wipstellingmolen. Voor de bouw van de molen, in 1816, was een wipmolen aangekocht. In dat jaar kocht Arij Jongejan de Buttermolen, gebouwd in 1733, die de Butterpolder had bemaald. In 1815 was deze polder opgenomen in de Hazerswoudse Droogmakerij, waarna de molen overbodig was geworden.
Jongejan wilde in de Dorpsstraat met deze wipmolen een korenmolen laten bouwen. In verband met de aanwezige gebouwen moest de molen verhoogd worden. Hij liet daartoe voor de molen een onderbouw maken. Op deze onderbouw werd de wipmolen geplaatst voor de aandrijving van de maalstenen in de onderbouw. Ten behoeve van de bediening van de wipmolen werd een stelling aangebracht. Tegenwoordig zijn er in Nederland nog maar twee wipstellingmolens, waarvan alleen de molen in Hazerswoude maalvaardig is. Er zijn twee koppels stenen waarvan één maalvaardig.
In 1840 kreeg de molen de naam Windlust, in 1870 Zwaluw en in 1933 Nieuw Leven. De eerste molenaar, Arij Jongejan, bleef eigenaar tot 1831. De laatste beroepmolenaar was Hendrik Verheul , van 1940 tot 1962. De laatste jaren draaide de molen niet of nauwelijks.
Houtzaag- en rosmolens
Een bijzondere industriemolen was de paltrokmolen De Herderin in Hazerswoude aan de Hoogeveense Vaart. De Herderin was een houtzaagmolen. Een paltrokmolen is in zijn geheel draaibaar; het is een molen én zagerij. Hij was draaibaar rond een spil die het middelpunt was van een rollenkruiwerk. De molen was afkomstig uit de Zaanstreek en was gebouwd omstreeks 1660.
Hij werd in 1807 aangekocht door Maarten van der Velden. Deze vroeg vervolgens bij het Hoogheemraadschap om de kade van de Hoogeveense Vaart te mogen veranderen om de molen daar te kunnen herbouwen. De molen werd verkocht in 1842, 1871 en 1895 en kreeg iedere keer een andere naam : Nooit Gedacht, Twee Gebroeders en De Nijverheid. De molen werd omstreeks 1900 gesloopt.
Daarnaast zijn er twee rosmolens bekend; een karnmolen aan de Hondsdijk in Koudekerk ter hoogte van huisnummer 21 en een grutmolen aan de Dorpsstraat in Benthuizen ter hoogte van nr. 156. Rosmolens worden aangedreven door paarden. Het waren kleine particuliere molens.