Jan Willem Racer werd geboren op 1 juli 1736 in Delden. Zijn vader was Georg Frederik Racer, die lange tijd conrector was aan de Latijnse school in Lingen (Dld). Daarna werd hij beroepen tot predikant in Delden. Dominee Racer kreeg na 22 jaar geestelijk leidsman in Delden te zijn geweest onenigheid met de leden van zijn gemeente. Hij vertrok in 1744 naar St. Croix in West-Indië. Zijn vrouw was overleden vóór 1742. Zijn drie kinderen liet hij achter bij hun grootmoeder. Jan Willem was toen 8 jaar. In 1748 werd Jan Willem Racer student aan de Latijnse School in Oldenzaal. Hij maakte goede vorderingen en werd in 1752 student in Groningen aan de rechtenfaculteit. Op 3 mei 1758 promoveerde hij en 2 maand later werd hij door de Staten van Overijssel beëdigd als advocaat. Hij werd eerst rentmeester van het landgoed Twickel bij Delden, vervolgens werkte hij 3 jaar in Coevorden. Daar leerde hij zijn vrouw Anna Jacoba Wilhelmina Werndly kennen. In 1763 ging hij met zijn gezin in Ootmarsum wonen. 5 jaar later vestigde hij zich als advocaat in Oldenzaal. Hij betrok het woonhuis aan de (huidige) Marktstraat 15, thans bekend als het J.W. Racerhuis/De Groote Sociëteit. Hij bouwde een grote praktijk op.
De patriotten
Het patriottisme was een typisch 18de-eeuwse politieke stroming, gebaseerd op de idealen van de Verlichting, het geloof in de redelijkheid van de mens en vooruitgang van de maatschappij door ontwikkeling van het verstand. De Nederlandse patriottenbeweging was de eerste en enige grote Europese democratische massabeweging voorafgaand aan de Franse revolutie in 1789. Ook J.W. Racer interesseerde zich als verlichte geest voor de politieke zaak: de strijd tussen de gevestigde oligarchie van de regenten en de Oranjegezinden versus de moderne democratische opvattingen van de patriotten. Racer zette zich in voor meer bestuurlijke macht van de stad Oldenzaal en de andere kleine steden in Twente. Hij verdiepte zich ook in de rechten van burgers en boeren. Hij vond in Joan Derk van der Capellen een geestverwant.
Van der Capellen
Joan Derk Baron van der Capellen tot den Pol (1741-1784) was een Gelderse edelman die lid was van de Ridderschap van Overijssel. Daarin zaten edelen die als afgevaardigden van Twente en Salland en Vollenhove het platteland vertegenwoordigden. De steden werden vertegenwoordigd door regenten uit Deventer, Kampen en Zwolle. Samen vormden zij de Staten van Overijssel. Naast buitenlandse politieke belangstelling, zoals de erkenning van de Verenigde Staten van Amerika, maakte Van der Capellen zich druk over de feodale toestanden in Overijssel. Hij pleitte voor afschaffing van de zogenoemde drostendiensten.
Kiesrecht, drostendiensten en jachtrecht
In 1783 werd Racer het burgerschap van de stad Oldenzaal verleend wegens zijn grote verdiensten. Hij regelde op democratische wijze de verkiezing tot lid van het stadsbestuur. Behalve gereformeerden kregen ook katholieken, doopsgezinden en lutheranen actief stemrecht! Men diende wel enig vermogen te hebben, gelijk aan 200 dukaten. In die tijd vroeg Van der Capellen aan Racer of het waar was dat elk Twents huisgezin verplicht was drostendiensten te verrichten. Drostendiensten stamden uit de Middeleeuwen en verplichtten de boeren om tweemaal per jaar, "eens bij hooy en eens bij gras" hand- en spandiensten te verlenen aan de drost. Racer verzamelde gegevens over ernstig misbruik van deze diensten. Ook ontdekte hij bij zijn speurtocht in de archieven dat deze diensten 150 jaar geleden al formeel waren afgeschaft. Dankzij Racers betrokkenheid bij de publieke zaak ontstond bij boeren en burgers politiek bewustzijn. In 1780 eiste de burgerij van Oldenzaal het jachtrecht terug waarover men in het verleden beschikte. De inspanning van Van der Capellen en Racer leidde tot afschaffing van de drostendiensten in 1785. Het herstel van het jachtrecht verliep moeizamer. In 1786 werd Racer burgemeester van Oldenzaal, naast drie collega's die hem niet welgezind waren.
Een man van die bekwaamheid en vaderlandsliefde
Velen bestempelden Racer tot een democraat. Racer heeft met succes gevochten voor de rechten van de Twentse boeren en burgers. Hij heeft belangrijk historisch onderzoek verricht en veel publicaties nagelaten. Bij zijn overlijden in 1816 had Jan Willen Racer 57 jaar zijn rechtspraktijk uitgeoefend.