Haaksbergen is één windmolen rijk: De Korenbloem uit
1798, in de Fazantstraat. Dit monument overleefde alle stormen,
zoals diverse sloopdreigingen en wisselingen van eigenaren.
Achtereenvolgens was het een stellingmolen, een beltmolen en weer
een stellingmolen. Bij een stellingmolen is een houten galerij om
de molen heen gebouwd. Van daaraf kan het wiekenkruis op de wind
worden gedraaid. Een beltmolen heeft geen galerij, maar staat op of
heeft rondom een natuurlijke of kunstmatige heuvel.
Een stelling of een belt maakt molens hoger, zodat ze meer wind
vangen. Dit kan nodig zijn voor windmolens in de bebouwde kom,
zoals De Korenbloem. Sinds 1964 is de gemeente Haaksbergen eigenaar
en wordt de molen in stand gehouden als een kostbaar bezit uit het
verleden. Hij wordt beheerd door Stichting De Hoksebargse
Möll'n, waarvoor vrijwilligers werkzaam zijn, vooral ook uit
de buurt.
Achtkantige stellingmolen
Toen bij de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795 veel van de zogenaamde "heerlijke rechten" van de adel werden afgeschaft, zoals water-, wind-, jacht- en visrecht, mochten ook burgers een molen gaan exploiteren. In Haaksbergen heeft men hier toen op ingespeeld. Op de markevergadering van 7 augustus 1797 verkocht de marke Haaksbergen en Honesch voor f 48,‒ een scheppel (± 1/8 ha) veldgrond aan George Boekman. Hierop liet diens schoonzoon Bernardus van de Pol een windmolen bouwen. Het werd een achtkantige stellingmolen met schuine schoren (balken waarop de stelling steunt). In 1885 kwam de molen in handen van Antonius Oude Wansink. Deze moest in 1888 groot onderhoud plegen, omdat de doorrit inzakte en er dus een nieuwe tunnel moest komen. De stelling was in zo'n slechte conditie, dat deze moest worden gesloopt. In 1891 liet Oude Wansink de molen ombouwen tot een beltmolen. Ook kwam er een stoomaandrijving, om niet meer afhankelijk te zijn van de wind. Tevens bouwde hij een pakhuis en een houtzagerij en omstreeks 1913 een café. Dat staat er nog: De Oude Molen, later uitgebreid tot zalencentrum.
Restauratie
In 1923 werd de molen gerestaureerd door molenbouwer Ten Have,
waarna hij de huidige naam De Korenbloem kreeg. Oude Wansink
overleed in 1932; zijn schoonzoon Frans Otte, die er al jaren
werkzaam was als molenaarsknecht, nam toen het beheer over. Vanaf
1934 werd alleen nog gemalen met de stoommolen, waardoor de
windmolen ernstig in verval raakte. Otte vroeg daarom in 1942 een
sloopvergunning aan, maar dat ging gelukkig niet door. Nadat de
molen door de gemeente was aangekocht kreeg molenmaker Beckers uit
Bredevoort in 1966 de opdracht voor de restauratie. De molen werd
toen echter niet maalvaardig opgeleverd; de wieken draaiden alleen
bij wijze van uiterlijk vertoon.
In 1985 lag er wel een plan om de molen zo te restaureren dat de
maalstenen weer zouden functioneren. Toen ontstond er veel
discussie over de vraag of de molen wel op deze plaats moest
blijven staan. Hij was immers behoorlijk ingesloten geraakt door de
omliggende huizen. Het idee van verplaatsing riep heftige reacties
op, ook van de buurt. Daarom werd van verplaatsing afgezien en
besloten tot een grondige restauratie. Die werd uitgevoerd in 1991
en daarbij werd De Korenbloem weer een stellingmolen, niet met
schuine maar met rechte staanders.
120 omwentelingen per minuut
Bij de windmolen spreekt men niet over verdiepingen, maar over zolders, waarvan er vier zijn. De eerste zolder heet de stellingzolder. Die wordt ook wel de meelzolder genoemd, omdat hier het meel in zakken wordt opgevangen. Daarboven ligt de steenzolder, waar het koppel maalstenen ligt. De derde zolder is de luizolder, met het luiwerk (hijswerk). De vierde en bovenste zolder is de kapzolder. Hier kan de bovenkap met gietijzeren rollen ronddraaien op de romp. De 12 m lange wieken van De Korenbloem hangen aan de stalen bovenas met het bovenwiel. Deze kunnen de molenstenen 120 omwentelingen per minuut laten maken. Aan de top bereiken de wieken een omtreksnelheid van ±90 km per uur.