De publicatie van de stellingen op 31 oktober 1517 van de Duitse theoloog Maarten Luther tegen de handel in aflaten, wordt gezien als begin van het protestantisme. Twee jaar later veroordeelden de theologische faculteiten van Leuven en Keulen als eerste de stellingen van Luther en in 1520 werden zijn boeken in Leuven zelfs op de brandstapel gegooid. Nog datzelfde jaar werd Luther door paus Leo X voor de eerste keer geëxcommuniceerd. Ook zijn opvolger paus Adrianus VI zag het bestrijden van het lutheranisme als een van zijn belangrijkste taken. Hij deed dat wel op een geheel andere manier dan Leo X had gedaan. Adrianus zag namelijk in dat de wortels van het protestantisme lagen in de misstanden binnen de katholieke kerk. Om de protestanten de wind uit de zeilen te halen, moesten er dan ook hervormingen in de kerk worden doorgevoerd. Adrianus pakte daarop de aflatenhandel aan, verbood de verkoop van kerkelijke ambten en keerde zich tegen de weelde van het pauselijk hof. Naast het feit dat Adrianus zich daarmee in Rome weinig geliefd maakte, bleken de ideeën van Luther niet zo gemakkelijk meer te stoppen. Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen de protestanten en de katholieke kerk. In Utrecht vond de zogeheten Reformatie in 1580 plaats, waarna het openlijk belijden van de rooms-katholieke godsdienst verboden was.