Op 7 januari 1837 preekte dominee Hendrik de Cock uit Ulrum in Amersfoort en zijn woorden waren de aanleiding voor een aantal gelovigen om zich aan te sluiten bij de Afscheiding. Het was slechts een klein gezelschap, met één ouderling en één diaken. Ze kwamen bijeen bij elkaar thuis of in de boerderij De Ganskuyl, net buiten de stad. Verontwaardigde geloofsgenoten vielen het groepje soms lastig en scholden hen uit voor scheurmakers. Ondanks dat volgde in 1843 erkenning door koning Willem II en betrok de groeiende gemeente een eigen kerkgebouw aan de Langestraat, met 300 zitplaatsen.
De kerk, die in 1869 de naam Christelijk Gereformeerde Kerk aannam, kreeg te maken met de Doleantie, toen in juni 1887 dominee M.J. Bouwman zich achter Abraham Kuyper schaarde. De Dolerenden betrokken een kerkgebouw aan de Zuidsingel en er volgden ouvertures naar de gereformeerde kerk aan de Langestraat. Dat leidde tot samenwerking in 1892 en zelfs een vereniging van de kerken in 1915 onder de naam Gereformeerde Kerk van Amersfoort.
Niet alle christelijk gereformeerden waren het met deze samenwerking eens. In 1893 scheidde zich een kleine groep af en ging zelfstandig verder als Christelijk Gereformeerde Gemeente van Amersfoort. Ze hadden grote bezwaren om zich onder deze vereniging te stellen. In 1917 verkregen ze hun eigen kerkgebouw aan de Willem van Mechelenstraat. Twintig jaar later telden ze al ruim 400 leden en hadden, net als de hervormden en de gereformeerden, eigen verenigingen.