Achttiende eeuw
De akkers en weiden op Voorne-Putten verschaften de boeren een dikke boterham. Het was echter ook een kwetsbaar bestaan: misoogsten of een veeziekte bracht een boer zo aan de bedelstaf. Voorne-Putten leefde van akkerbouw en veeteelt. De laaggelegen polders in Putten bestonden voornamelijk uit weilanden, waar koeien en schapen graasden. De hoger gelegen polders, met een bodem van vruchtbare klei, werden gebruikt voor het verbouwen van landbouwgewassen.