Jan Schouten en Adolf le Comte
De architecten waren Jan Schouten en Adolf le Comte. Bij de bouw en inrichting maakten zij deels gebruik van authentieke bouwdecoraties uit de verzameling van Van Meerten, waaronder de fraaie geornamenteerde, uit 1537 daterende kolonnetten van raamkozijnen in het trappenhuis. De gebrandschilderde voorstellingen van jonge vrouwen en kinderen – naar ontwerp van Le Comte en uitgevoerd door het glasatelier van Schouten - in de bovenlichten in de salon en de eetkamer, en de subtiel uitgevoerde toiletraampjes wijzen op een verrassende eigentijdse aanpassing van renaissancemotieven.
Het toepassen van jonge vrouwenfiguren en kleuters staat in het gehele werk van Le Comte centraal. Hun symboliek en de zwierige verbeelding wijken weliswaar niet af van de algemene tendens in de eind negentiende-eeuwse vormvernieuwing, maar de stijl van Le Comte is alleszins herkenbaar. De drie veelkleurige tegeltableaus, Aeternitas geheten, boven de schouw in de eetkamer zijn daarvoor illustratief. Al deze voorbeelden vormen de basis van de Delftse art nouveau.
Naast Amsterdam en Den Haag was Delft het derde centrum in ons land, waar deze nieuwe kunststijl voedingsbodem vond. Verantwoordelijk waren de aan de Polytechnische School (nu TU Delft) verbonden leraren Adolf le Comte, Karel Sluyterman en Bram Gips. Hun kunstopvattingen en onderwijsmethode stonden decennialang centraal in de door hen gedoceerde vakken decoratieve kunst en handtekenen, die deel uitmaakten van de architectenopleiding. De door hen samengestelde studieverzameling van authentieke bouwfragmenten en gebruiks- en siervoorwerpen (de collectie Sluyterman), de bouw en inrichting van Huis Oud-Holland en het eveneens aan de Oude Delft gelegen Huis Portugal (hier waren de afdeling decoratief onderwijs en de collectie Sluyterman ondergebracht) waren daarvan de verwezenlijking. Naast het docentschap ontwierp Le Comte sieraardewerk en bouwkeramiek voor De Porceleyne Fles en gebrandschilderd glas-in-lood voor het, door Jan Schouten opgerichte Delftse glasatelier ’t Prinsenhof, terwijl Sluyterman en Gips talloze ontwerpen verzorgden voor keramiek, zilver, meubilair, plafond- en wanddecoraties en grafisch drukwerk (affiches, boekbanden, kalenders enzovoort) voor kunstambachtelijke bedrijven buiten Delft, waarmee zij vele prijzen wonnen.
Huis Oud-Holland Museum
Van Meerten kon slechts negen jaar van zijn nieuwe onderkomen genieten. Het faillissement van zijn distilleerderij in 1902 dwong hem tot verkoop van zijn huis en inboedel. Zijn wereld stortte in en hij stierf in 1904. Dat Huis Oud-Holland conform zijn wens toch nog een museum werd, was te danken aan zijn vrienden Schouten en Le Comte. Deze laatste was de eerste museumdirecteur en moest een leeg gebouw inrichten. Zijn ideaal was het tot toonbeeld te maken van de Hollandse kunst en kunstnijverheid met de nadruk op Delfts aardewerk en de Delftse schilderkunst. Hij moest echter genoegen nemen met tweede keus voorwerpen verkregen uit veel schenkingen, bruiklenen en kleine aankopen. Sinds 2013 is het museum gesloten. De collectie is ondergebracht bij Museum Prinsenhof en het pand is aangekocht door Vereniging Hendrick de Keyser, zodat het behoud zeker is gesteld.