De veelvuldig hier voorkomende kreekruggen werden opvallend weinig gebruikt voor de aanleg van wegen. Door de adel werden deze zandige ruggen wel gewaardeerd voor het bouwen van kastelen. Groot-Poelgeest lag waarschijnlijk op een uitloper van de kreekrug, die door de zeekleizone van de Hondsdijkse Polder loopt.
Groot- en Klein-Poelgeest
Het is er anno 2013 niet meer aan af te zien dat het aloude dorp Koudekerk aan den Rijn vroeger een naam had op te houden als plaats waar een relatief groot aantal kastelen en ridderhofsteden aangetroffen werd. Wat van dit alles resteert, is een van de twee 17e eeuwse poorttorentjes van het kasteel Groot-Poelgeest. Dit Groot-Poelgeest, dat ook wel Huis te Hoorn genoemd werd, heeft gestaan bij de Oude Rijn en de Luttike Rijn. In een heel ver verleden zou het volgens sommige bronnen echter gestaan hebben op de westelijke punt van de Hoge Waard. Een tweede overblijfsel, zij het dat hier om een bijgebouw van het slot gaat, is een koetshuis, dat lang als pakhuis in gebruik is geweest maar sinds enige jaren is gerestaureerd. Blijkens een jaartal op de sluitsteen van de toegangspoort van dit koetshuis dateert het gebouw uit het jaar 1648. De topgevel is versierd met sierankers, terwijl het statige pand gedeeltelijk is voorzien van oude kozijnen en vensterbogen met natuursteenblokjes.
Naast Groot-Poelgeest was er in Koudekerk ook nog een Klein-Poelgeest, waarvan in 1437 voor het eerst sprake was. Het was aanvankelijk het eigendom van een andere tak van de familie Van Poelgeest dan die welke Groot-Poelgeest bewoonde. Al in het begin van de 16e eeuw – in 1507 – werd het eigendom van de familie Van Hoochtwoude. Een goede eeuw later, in 1611, werd Klein-Poelgeest eigendom van de familie Van Hackfort. Maar ook die familie bezat het huis niet lang, want in 1654 zien we de familie Van Randerode van der Aa als bezitters van het Koudekerkse huis. Regelmatig waren er nieuwe eigenaren, zoals in 1687 de familie Van der Mast, in 1721 J. de Jongh, in 1726 Dirk Rooy en in 1743 Louis Trip de Marez. Het was deze laatste die Klein-Poelgeest op zeker moment – samen met het bijbehorende land – vermaakte aan de stad Leiden. Tegen 1800 was het vrijwel een onbewoonbaar huis geworden en niet lang daarna werd ook dit markante adellijke pand met de grond gelijk gemaakt.
Zie de afbeeldingen: Groot-Poelgeest. Aquarel van Abraham den Haen (1707-1748) vervaardigd omstreeks 1730. (HGK) en de Herdenkingsmunt aan de opgravingen bij Klein-Poelgeest in 1988. (HGK)
Nog meer (straat-)namen
Maar met Groot- en Klein-Poelgeest hebben we nog niet alle kastelen, ridderhofsteden in het Koudekerk van weleer genoemd. Het dorp kende ook Den Toll, een zogenaamd ‘vrij eigen’ goed, dus niet een door de graaf van Holland uitgegeven leengoed. Omstreeks het einde van de 18e eeuw werd van Den Toll gezegd, dat aan dit huis een leenkamer was verbonden. Dit zou veronderstellen dat ook het huis zelf een leen was, maar bewijzen daarvan zijn niet gevonden. Den Toll dateerde uit de 15e eeuw. In 1675 volgde een herbouw, maar nog geen halve eeuw later, in 1715, was het al behoorlijk verwaarloosd. In 1781 volgde definitieve afbraak. Tenslotte stond in de Hoge Waard in de 14e eeuw de burcht Foreest, de zetel van het bekende geslacht Van Foreest. Dit slot verviel al vroeg en zou omstreeks 1420 bij de Hoekse en Kabeljauwse Twisten verwoest zijn.
Zie afbeelding: Schilderij van Huis den Toll (HGK)
Gouden wieg
Boerderij Rinenburgh is zo oud dat er een legende aan verbonden is. Er wordt beweerd dat er een ondergrondse gang moet lopen van Rinenburgh naar de zogenaamde Rembrandtmolen die even verderop aan de Rijn heeft gestaan. Vele mensen hebben geprobeerd deze geheime gang terug te vinden, echter zonder resultaat. Ze zijn maar naar één ding op zoek: de gouden wieg die in deze tunnel zou moeten zijn verborgen. |
Ook aan de andere kant van de Rijn stonden ridderhofsteden. In 1281 ontving Floris V in ruil voor bepaalde inkomsten en landerijen van ridder Nikolaas van Cats onder andere de goederen en inkomsten in Hazerswoude: het kasteel Rijnenburg. Het was een kasteel met woonvleugels en een binnenplein. De ridderhofstad zou het stamhuis zijn geweest van de familie Van Rhinen. Deze stierf in de 13e eeuw uit waardoor de hofstede aan de Hollandse graven verviel. In 1329 kreeg Willem van Oudshoorn het samen met de bijbehorende 45 morgen land in leen van graaf Willem III. De versterkte boerderij, kasteelachtig opgebouwd, werd in 1420 verwoest in de strijd tussen Jacoba van Beieren en haar oom Jan van Beieren. Vossius schreef dat het slot Rijnenburg door de ‘Leijenaars werd ingenomen’, die ‘den heelen Rhijnlant met rooven en plunderen bedorven’.
Het kasteel werd niet herbouwd. In 1614 werd de bijbehorende boerderij ten westen van het huis vervangen door een hofstede. In 1928 werd de boerderij verkocht aan de Hollandia Melkfabriek. 371 jaar lang werd het bewoond door kooplieden, gefortuneerde families en boeren. De laatste boer, Van Dorp, verhuisde na de ruilverkaveling. In 1985 was het sterk vervallen. De historische plavuizen, tegels en andere waardevolle materialen waren inmiddels gestolen toen A. Smit uit Koudekerk de boerderij kocht. Hij restaureerde het en bracht de luister van vroegere tijden terug.
Zie de afbeeldingen: t Huis te Rijnen getekend door A. den Haen rond 1730 (EJ) en het Wapen van de familie van Mandersloo in de gevel van hofstede Rijnenburg. Het jaartal verwijst naar het jaar waarin Jonker Everard Joost de bouwvallige boerderij liet herbouwen. (EJ)
Een windvaan met bierkannen
Een Extra-ordinaire zeer wel geleegen en sedert weynig Jaren, bijna geheel Nieuw opgetimmerd, Huysmans Wooninge van ouds genaamd Stoopenburg met een zeer compleet woon- en Bouw Huys voorzien met Een Extra groote Stallinge voor 26 Koebeesten, Extra Ruyme Drooge Kelder, Een nieuwe getimmerde Kaarnmolen en Somer Huys, Schuur- en Wagen Huys, Stallinge voor Elf koebeesten en twee Paarden, item varkens Hok aan Elkanderen verheeld en sedert weynig jaaren geheel Nieuw getimmerd ook nog Een vijf Roeden Hooybarg, en verder getimmerte daar opstaande….. |
Zo werd ’t Huis Stoopenburg beschreven in een koopakte van 1779. Pieter Righout verkocht toen de hofstede voor 4.550 gulden aan schout en secretaris van Koudekerk Johannes Hazelkamp en de eveneens Koudekerkse Cornelis Du Rieu. Het oorspronkelijke huis had uitzonderlijk dikke muren en een brede vierkante toren en was in bezit van de Rijnlandse familie Stoop. Al in grafelijke registers van 1320 wordt er melding van het huis gemaakt. Verder is er weinig van bekend. Met het beleg van Leiden in 1574 werd het gedeeltelijk verwoest maar spoedig weer hersteld.
In het midden van de 19e eeuw kocht grootgrondbezitter Arent van der Burg de hofstede om het in 1878 te laten slopen voor de bouw van de huidige boerderij. Hij was een rijk man met aanzien. Hij zorgde er mede voor dat de Scheepjeskerk niet op de grens van Zoeterwoude en Hazerswoude werd gebouwd maar op de plaats waar deze nu staat. Toen hij in 1899 stierf werd hij met een lijkkoets naar de Scheepjeskerk gereden, een unicum in die tijd in de Groenendijk waar dit gebruikelijk met paard en wagen gebeurde. In 1965 kwam de boerderij in handen van de familie Oostdam.
Zie afbeelding: ’t Huis Stoopenburg aan de monding van de Westvaart aan de Rijndijk. Een deftige boerenhofstede met een brede, vierkante toren met een puntdak, waarop een windvaan met stopen prijkt. Een stoop is een grote bierpul of kan met een inhoud van ongeveer 2,4 liter. Gravure van A. Rademaker uit 1730. (HMH)