Een paard dat vanaf een jaagpad op de wal een schip voorttrok: dat kon een vrachtschip zijn dat bij tegenwind niet kon zeilen, al ging de schipper dan meestal zelf trekken. Heel vaak ging het echter om een schuit met een salon voor het vervoer van passagiers. Veel luxe bood die salon niet maar je zat er droog en wat ook belangrijk was: zo’n trekschuit voer op tijd, volgens een dienstregeling. Sinds 1638 voeren er geregeld trekschuiten door Diemen, viermaal daags naar Weesp en vanaf 1640 ook vier keer naar Muiden, verder naar Naarden en terug naar Amsterdam, uiteraard.
Met de voltooiing van de Weesper- en Muidertrekvaart was Diemen aan een belangrijke vaarweg tussen Amsterdam en de provincies Utrecht en Gelderland komen te liggen. Vanaf Amsterdam voer je dan over de Amstel en vervolgens via de ringvaart van de in 1629 drooggemalen Watergraafsmeer naar Diemen. Daar was de oude Rijkersloot verbreed en na het passeren van de Diemerbrug splitste de vaarweg zich bij de Sniep in een trekvaart naar Muiden en een trekvaart die uitkwam op de Gaasp. Via de Gaasp voer je dan door naar Weesp en vandaar over de Vecht naar Utrecht. Via de Rijn kon ook nog naar Duitsland worden doorgevaren, vandaar dat in Diemen ook wel over de Keulse vaart werd gesproken.
Van oudsher werden in Diemen de Ouddiemerlaan en de Ouderkerkerlaan met elkaar verbonden door een brug. Deze oude Diemerbrug moet met de verbreding van de Rijkersloot rond 1638 vergroot zijn of vervangen door een nieuwe. Voor het scheepvaartverkeer betekende een brug nog wel eens wachten, wat een schipper of schippersvrouw gelegenheid gaf tot wat inkopen, een versnapering of een drankje terwijl het paard even rust kreeg. Voor het wegverkeer, dat voor een open brug stond te wachten, gold hetzelfde.
De verbeterde vaarwegen maakten ook het vervoer van goederen - of bijvoorbeeld vee - van en naar Diemen makkelijker. Op kades langs de oevers kon worden geladen of gelost. Vanwege de drukte rond de brug kwamen hier ook meer winkels, herbergen en andere bedrijvigheid en zo ontstond hier een nieuwe dorpskern met als naam: Diemerbrug. Deze nieuwe kern overvleugelde na verloop van tijd de oude (het huidige Oud-Diemen). Het dorpsbestuur en de plaatselijke rechtbank verplaatsten in de 18de eeuw hun zetels naar een van de herbergen in Diemerbrug. De kerken volgden: de katholieke in 1787 en de hervormde in 1807.
Na de opening van het Merwedekanaal (thans Amsterdam-Rijnkanaal) in 1892 nam de scheepvaart door Diemen sterk af. Daar stond tegenover dat het wegverkeer over de tot wegen verbrede jaagpaden steeds belangrijker werd. Paarden, voetgangers en karren kregen vanaf 1881 te maken met de Gooise stoomtram. In de 20ste eeuw werden de Hartveldseweg en de Muiderstraatweg ter wille van het autoverkeer steeds verder verbreed. Als A-1 heeft die snelweg vele jaren Diemen in twee, voor elkaar nauwelijks meer bereikbare, delen gescheiden. In 1989 kwam daar een eind aan.
Jaap Haag
Verder lezen: P.J. ter Beek, Historie van Diemen, Amsterdam 1957