De Narrenliteratuur
Brant is met zijn werk de grondlegger van de ‘Narrenliteratuur’, een genre van maatschappelijke satire die in eerste instantie geschreven werd voor het gewone volk. De nar was een middeleeuwse figuur die mocht doen wat voor anderen een doodzonde was: kritisch de spot drijven met de koning en de paus, dienaren van de goddelijke orde en de elite.
In Het Narrenschip geeft Brant een bloemlezing van de menselijke gebreken die tot dwaasheid leiden. De dwaasheid begeleidt in het boek schepelingen op hun tocht over de levenszee naar de fictieve bestemming Narragonië, het Narrenland of het Land der Dwazen. Het is een leerdicht met een verzameling waarschuwende dwaasheden, die moeten leiden tot inzicht in eigen gedrag.
Het leerzame en populariserende karakter van Het Narrenschip maakte het voor Brant een geschikt medium om zijn opvattingen over politiek, maatschappij, moraliteit en religie uit te dragen. De reis van Het Narrenschip is symbolisch, een allegorie op het menselijk leven. Het is een reis die door de dwaasheid van de mens een ongewisse afloop kent. Brant legt nadruk op inkeer en terugkeer naar het gemeenschapsleven.
De vorm
Het Narrenschip bestaat uit 3.500 viervoetige jambische verzenparen met vrijwel steeds perfect rijm. Het is onderverdeeld in 112 kapittels (hoofdstukken), die allemaal voorafgegaan worden door een houtsnede, gemaakt door de beroemde kunstenaar Albrecht Dürer. Deze combinatie van tekst en afbeelding was vernieuwend: het zorgde ervoor dat ook ongeletterden het boek konden gebruiken.
De invloed van Het Narrenschip
Erasmus was een groot bewonderaar van Brant en ze hebben met elkaar gecorrespondeerd. Aangenomen wordt dat Het Narrenschip Erasmus heeft geïnspireerd tot het schrijven van zijn beroemde werk De Lof der Zotheid. Vanuit de Narrenliteratuur ontwikkelde Friedricks Dedekind het grobianisme: literatuur die de spot drijft met fatsoensregels, schrokken, zuipen en ander onfatsoenlijk gedrag. Grobian, een figuur uit Het Narrenschip, is een parodie op ‘Grote Jan’ die in de zestiende eeuw hét satirisch toonbeeld werd voor tafelschuimers en grootsprekers. In de schilderkunst zien we deze stroming ook terug. De bekendste voorbeelden zijn de schilderijen van Hiëronymus Bosch en het beroemde schilderij Spreekwoorden van Pieter Brueghel de Oude.
In 2007 verscheen een vertaling in het Nederlands, in combinatie met een fotografische herdruk van het origineel uit 1494. Onder andere een vroege druk uit 1498 bevindt zich in de erfgoedcollecties van Bibliotheek Rotterdam.