De inheemse bosaardbei, Fragaria vesca, was tot aan begin 1800 het soort dat op de tuinen gekweekt werd. Deze werd eenvoudigweg ‘de Boskoper’ genoemd. Met de introductie van grootvruchtige soorten werden nieuwe en betere soorten gekweekt zoals de ‘Roem van Zuidwijk, en vele andere.
De teelt ontwikkelde zich zodanig dat er behoefte kwam aan een coöperatieve vereniging voor de verkoop op te richten, de aardbeziencompagnie. Waarschijnlijk de eerste verkooporganisatie op tuinbouwgebied.
De vereniging ‘Aardbeziencompagnie’ was in vier groepen verdeeld,
- Stijger of dorp
- Tocht (Biezentocht)
- Stijlen (badhuisweg)
- Rijneveld
Dit waren ook de aanlegplaatsen van de beurtschippers en andere schepen. Bij iedere aanlegplaats woonde een bode die de zendingen voor de schepen regelde met voor iedere schipper een eigen kleur vlag die hij ophing zodat de desbetreffende schipper wist dat er vracht voor hem was. Voor de aardbeien waren vaak steden als Amsterdam, Leiden, Gouda, Rotterdam en Den Haag de bestemming.
Iedere groep van de aardbeziencompagnie had een hoofdman die de aardbeien, kisten met aardbeipotten en ook mandjes, in ontvangst nam en de administratie bijhield. Na verkoop en aftrek van zijn kosten droeg hij de opbrengsten over aan de penningmeester die de rest afhandelde. De hoofdman hield lijsten van zijn leden bij met wat zij aanleverde bij de schuit. Uit overgebleven lijsten schat men dat er in 1873 ongeveer 300 leden moeten zijn geweest wat betekent dat bijna elke kweker in Boskoop lid was. Er werd in dit jaar voor fl. 36000,- omgezet nu zo een 420000 euro. In 1851 gingen er naar Den Haag 110800 aardbeipotten en naar Rotterdam 104500 naar Amsterdam 51800 de rest dus niet meegeteld 267100 potten en ook nog wat potten met andere bezien wat aangeeft dat er ook ander zachtfruit werd verkocht.
Elke levering aan de schuit kreeg een nummer en volgens deze nummering werd de waar aan de man gebracht, zaak dus om voor het krieken van de dag te gaan plukken want meestal brachten de eerste partijen iets meer op. De aardbeien werden eerst van het land in grote potten naar binnen gehaald waar de aardbeipotjes die aan de binnenkant geglazuurd waren om de koelte vast te houden en voor het vocht het karakteristieke gaatje in de bodem hebben, gevuld en ik kisten op de schouw gestapeld om zo vroeg mogelijk bij de schuit te zijn. Deze vertrokken in de middag of avond om de volgende ochtend aan te leveren voor verkoop.
Het aardbeipotje
De oude teeltgebieden lagen rond de steden later ook het Westland, Aalsmeer ,Boskoop, Beverwijk en in het noorden Leeuwarden en Joure. De oudst bekende informatie van verpakte aardbeien dateert uit de 14e eeuw. Deze werden dan wel verpakt in mandjes. De aardewerk potten worden al minstens vanaf de 17e eeuw gebruikt. Op oude schilderijen kun je ze in allerlei vormen terugvinden. Onder meer van Joachim Beuckelear 16e eeuw. De vroegste vormen lijken in alles nog op de toentertijd gebruikte pannen met drie pootjes en een of twee oren. Mooi maar zeer onhandig in het vervoer. Door de tijd heen ondergaat de pot een ontwikkeling zodat ze en sterker werden en makkelijker in het vervoer waren. In verschillende streken zijn ook kleinere potjes in gebruik gekomen in Boskoop het zogenaamde frambozenpotje, deze werden waarschijnlijk gebruikt voor primeurs aan het begin van het seizoen.
De vroegste potten in Boskoop zijn Rotterdamse potjes die de vorm van een kopje hebben maar al snel kwam het zogenaamde Haagse potje in gebruik. Deze waren makkelijker te produceren en makkelijk in het vervoer. Om zwendel tegen te gaan besluiten de stadsbesturen om keuren uit te vaardigen. Voor Den Haag was dit het ooievaartje voor Rotterdam het ingedrukte vierkantje Amsterdamse potten waren blanco. Leidse sleuteltjes en Amsterdamse kruisjes heb ik nog nooit gezien. Op misbruik stond in Leiden een boete en inleveren van de pot. Volgens een houten ijkpot in Leiden 1779 moest de binnenzijde van een aardbeipotje voldoen aan de volgende maten 9,5 cm hoog 7,5 diep en 9 cm breed. Dit is ook ongeveer de maat van onze Boskoopse pot. Er zijn talloze voorbeelden van handige kwekers die potten lieten maken die eruit zagen alsof ze veel meer waar bevatten. Vooral de Friese kop die door zijn conische vorm prachtig is, heeft een zeer dikke bodem.
Het einde
In 1899 op 3 Juli werden de laatste potten vervoerd naar Gouda, Rotterdam. 34 stuks Samen met 184 mandjes. Op 20 juli 1903 de laatste zending met 25 mandjes aardbeien. Op 25 januari 1904 werd de Aardbeziencompagnie opgeheven. Nog lang nadat deze cultuur verdwenen was kwamen er in het voorjaar nog gasten om bij Hotel- Restaurant Klaasen te genieten van aardbeien in speciale op aardbeipotjes lijkende pronkpotten, te genieten.
Geraadpleegde literatuur, Aardbeipotjes van Rein de Graaf/ G Stam, Vijf eeuwen boomkwekerij van Aart Vuyk sr, gedenkboek Pomologische vereeniging Boskoop P A Ottolander, De historie van Boskoop door CLJ Schaum.
(Tekst: Bart Hoogeveen)