Eén van de personen die geïnteresseerd was in de idealen die hebben geleid tot de Franse Revolutie was de Nederlandse staatsman Rutger Jan Schimmelpenninck. Hij werd geboren in Deventer als zoon van een wijnkoper, volgde daar de atheneumopleiding en studeerde rechten in Leiden. Hij speelde als aanhanger van de patriottenbeweging een belangrijke rol in de politiek. Na de Franse inval in 1795 werd Schimmelpenninck lid van de Nationale Vergadering (de toenmalige Tweede Kamer) en enkele jaren later ambassadeur in Parijs. De Franse keizer Napoleon benoemde hem in 1805 tot Raadpensionaris van de Bataafse Republiek, een soort presidentsfunctie. Hij ontwierp een nieuwe regeringsvorm en stelde een nieuwe ministersploeg samen, bestaande uit patriotten enerzijds en Oranjegezinden anderzijds. Maar nauwelijks 1 jaar later besliste Napoleon dat Nederland een Koninkrijk werd met zijn broer Lodewijk Napoleon als koning. Op dat moment leek de rol van Schimmelpenninck uitgespeeld. Hij verliet Huis ten Bosch en ging met zijn familie wonen op het Nijenhuis in Diepenheim, dat in 1798 door zijn vader was aangekocht. Hij verbleef er vaak en was er aan verknocht geraakt. Nog eenmaal keerde hij terug naar Parijs: hij werd lid van de Franse senaat en ontving in 1811 van Napoleon een grafelijke titel. Na de val van Napoleon benoemde koning Willem I hem persoonlijk als lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Rutger Jan Schimmelpenninck verbleef toen afwisselend in Amsterdam en Diepenheim. Zijn ogen werden steeds slechter, hij had last van staar en bij de blindheid voegde zich een toenemende verlamming. Hij is op 15 februari 1825 in Amsterdam gestorven.
In de adelstand verheven
Na zijn dood werd zijn enige zoon Gerrit Schimmelpenninck
bewoner van het Nijenhuis. Als directeur van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij haalde hij in 1833 de Engelsman Thomas
Ainsworth naar Goor, die daar leiding gaf aan de eerste weefschool
in Twente. De komst van de snelspoel betekende het begin van de
textielindustrie in Twente. Gerrit Schimmelpenninck bekleedde
diverse diplomatieke functies. In 1834 werd de familie
Schimmelpenninck door koning Willem I in de adelstand verheven en
mochten zij de titel graaf voeren. Een recht dat vooralsnog was
voorbehouden aan de eerstgeborene. In 1848 vormde Schimmelpenninck
een nieuw kabinet en werd hij voorzitter van de ministerraad. Maar
hij kon zich niet vinden in de nieuwe grondwet die onder leiding
van de liberaal Thorbecke werd aangenomen en trad na enkele maanden
al weer af.
Het Nijenhuis
In 1856 liet Gerrit Schimmelpenninck het Nijenhuis, toen nog
een statig maar sober classicistisch landhuis uit 1662, aan de
voorzijde uitbreiden met twee hoektorens. De eerste vermelding van
het Nijenhuis dateerde van rond 1380 in een lijst van leenmannen
van de bisschop van Utrecht. In het midden van de 15de eeuw kwam
het door erfenis in handen van de familie Van Beckum. Deze familie
liet in 1491 de oude hoeve vervangen door een versterkte
edelmanswoning. In 1603 werd het huis gekocht door Roelof van
Hoëvell en zijn vrouw Elsabe Christina Bentinck. Het zou vervolgens
bijna 2 eeuwen in bezit blijven van deze adellijke familie die
diverse bestuurlijke functies vervulde in Overijssel. Maar het
huis, dat door de huiszwam was getroffen, moest worden afgebroken
en in 1656 gaf Roelof van Hoëvell opdracht aan de vermaarde
Amsterdamse architect Philip Vingboons om op dezelfde plaats een
nieuw pand te bouwen. Het huis kwam pas 6 jaar later gereed. Nog
steeds herinnert de tekst in het timpaan boven de voorgevel aan het
oude huis:
"VAN 'T OUDE-N HYIS DAT IS VERGAEN SIET GII IIR NOCH DEN DATUM
STAEN ANO 1491."
Rutger Jan, minister van financiën
Gerrit Schimmelpenninck liet het Nijenhuis na aan zijn oudste
zoon Rutger Jan graaf Schimmelpenninck, onder andere minister van
financiën en grootofficier in dienst van koning Willem III. Rutger
Jan had in 1854 het Westerflier gekocht en woonde daar voor zover
zijn werkzaamheden dat toelieten. In 1864, na de dood van zijn
vader, verhuisde hij naar het Nijenhuis. Hij verwierf in 1874 het
recht om de titel van graaf te vererven voor al zijn nakomelingen.
Het Nijenhuis werd nog tijdens zijn leven overgenomen door zijn
zoon Lodewijk Hieronymus, die in 1888 de tuin liet verfraaien door
de bekende tuinarchitect Hugo Poortman. Fungeerde het Nijenhuis in
voorgaande eeuwen vrijwel uitsluitend als tweede woning, Lodewijk
Hieronymus en zijn echtgenote Wally Mariane Eugenie Lucius besloten
hier permanent te gaan wonen. Zij lieten het huis in 1914
ingrijpend verbouwen en uitbreiden met twee vleugels aan de
achterzijde. Het Westerflier was na de dood van Rutger Jan in bezit
gekomen van de jongste zoon Robert. Na diens vertrek in 1935 kocht
Lodewijk Hieronymus ook het Westerflier.
Landgoed Nijenhuis en Westerflier
Tegenwoordig vormen het Nijenhuis en het Westerflier samen één
landgoed. Het is nog steeds in bezit van de grafelijke familie
Schimmelpenninck. Een landgoed met een rijke geschiedenis. Mr.
Lodewijk Herbert graaf Schimmelpenninck heeft het nagelaten aan
zijn vier zonen. Na zijn overlijden in 2009 heeft het Nijenhuis een
interne verbouwing ondergaan. Het wordt thans bewoond door Albert
H. graaf Schimmelpenninck. Ook het Westerflier werd gerenoveerd en
dit huis wordt eveneens bewoond door de familie
Schimmelpenninck.