De Dedemsvaart

Met dank aan de baron

Tijd van burgers en stoommachines

Gerrit Willem van Marle, grootgrondbezitter in Noord-Overijssel, had een droom. Hij voorzag dat deze armoedige streek met zijn uitgestrekte veengronden tot welvaart en ontwikkeling zou komen als de venen werden afgegraven. Daarvoor was het noodzakelijk dat er een kanaal kwam waardoor men de afgegraven turf kon verschepen naar andere delen van het land. Van Marle dacht aan een kanaal dat van Hasselt de uitgestrekte venen in zou gaan en tot aan Ane bij de Vecht zou reiken. In 1791 had hij een plan gereed dat zijn deel van Overijssel uit het isolement zou halen. Maar Zwolle vreesde dat het nieuwe kanaal aan zijn neus voorbij zou gaan en kwam met een tegenontwerp, waarin een kanaal van Zwolle met een grote bocht naar Hardenberg liep. Zonder dat hij een stap verder was gekomen stierf Van Marle in 1799.

Jan Willem baron van Dedem

Op 12 december 1802 trouwde Willem Jan baron van Dedem met Judith van Marle. Door dit huwelijk werd Van Dedem mede-erfgenaam van grote veengebieden in Avereest, Ambt Ommen en Ambt Hardenberg. Van Dedem pakte het plan van zijn schoonvader weer op. Hij bezocht veenkoloniën, studeerde landmeet- en waterpaskunde en perfectioneerde het Van Marle-ontwerp. Toen koning Lodewijk Napoleon in het voorjaar van 1809 een bezoek aan de noordelijke provincies bracht, beoordeelde hij het Zwolse plan als te omslachtig en Van Dedem verkreeg bij Koninklijk besluit van 22 maart 1809 vergunning tot het graven van zijn kanaal. Op 9 juli ging bij Hasselt de eerste spade in de grond. Het werk verliep voorspoedig. Al in 1811 was het eerste gedeelte via Den Hulst tot het Oosterhuizerveld voltooid, zodat men daar met de vervening kon beginnen. Men legde ook zijkanalen en wijken aan en in 1825 was de hoofdvaart al tot de marke Lutten doorgetrokken. Op het afgegraven veen werd het dorp Dedemsvaart gesticht. Als bekroning op zijn werk liet Van Dedem in 1821 het huis Rollecate in Vollenhove afbreken en in Den Hulst aan het kanaal herbouwen, om er met zijn gezin te gaan wonen. Vanuit de uitgebouwde kamer kon hij "zijn" kanaal goed overzien.

Geldnood

Maar het immense kanaalproject was zo omvangrijk dat Van Dedem in geldnood kwam. In 1826 droeg hij de vaart over aan het Rijk voor f 400.000.‒. Het kanaal werd nu spoedig doorgetrokken tot Ane bij Gramsbergen. In 1828 lukte het Van Dedem zijn levenswerk weer voor dezelfde som terug te kopen. Maar de grote financiële investeringen die nodig waren wogen niet op tegen de opbrengsten van de verkoop of verhuur van veenpercelen. Er ontstonden opnieuw financiële problemen. In 1845 nam de provincie Overijssel het kanaal met de bruggen en sluizen over.
Het hoogtepunt van de veenafgraving lag in de gemeente Avereest tussen 1850 en 1880. Van 3.200 arbeiders in 1850 daalde het aantal naar 350 in 1885. Velen van hen bleven in het gebied wonen en vonden een bestaan in de landbouw of in de industrieën die zich langs het kanaal vestigden. Na zijn overlijden werd in 1859 in Dedemsvaart een eenvoudig monument voor Jan Willem van Dedem onthuld.

Gedempt

In de loop van de 20ste eeuw nam het economisch belang van het kanaal voor de scheepvaart af. In 1931 kwam er een bredere weg langs het kanaal, waarvoor de unieke ondernemersvilla Rollecate moest verdwijnen. In 1966 werd besloten het kanaal grotendeels te dempen om plaats te maken voor een autoweg. Fotopanelen bij de acht inmiddels verdwenen schutsluizen van het kanaal geven een beeld van de oude situatie ter plekke.