In agrarische gemeenschappen in Overijssel was "noaberschop" nauw verweven met het leven en werken op de boerderijen. De eeuwenoude traditie van noaberschop bood een systeem van gedragsregels; ook de manier waarop men elkaar bijstond bij blijde en droevige gebeurtenissen was verankerd in de noaberschap. Het was destijds uitgesloten het boerenwerk alleen te doen. Bij het oogsten, dorsen en bij ander zwaar werk moest dat gezamenlijk worden gedaan. Dat gold ook bij de moeilijke geboorte van een kalf, ziekte van het paard, of ongeval van de boer of boerin zelf. In november werd er geslacht. Dan kwamen de noabervrouwen "vetpriezen" en helpen bij het afslachten, worst en "heufdkeze" maken en was er slachtvisite. Elk huis hield zijn eigen familie- en geloofsgewoonten en eigenaardigheden in ere.
Blijde gebeurtenissen
In mei werd er getrouwd, dan liep het vee in de wei en was er op de deel plaats voor de bruiloft: 's middags voor de ouderen en 's avonds voor de jeugd. Vaak werd er op zondag in de kerk getrouwd. Als een meisje bij de familie van haar man introuwde, kreeg ze een koe mee. De noabers verzorgden de bruiloft van het begin tot het eind. Het begon met het nodigen van de gasten, het "brulfteneugen", en eindigde met het bedienen van het bruiloftsmaal, dat meestal uit stokvis met boternat bestond. Ook in de kraamtijd stonden de buren paraat. Noabervrouwen hielpen bij toerbeurt bij de geboorte van een kind en waren 9 dagen lang de aangewezen hulpen voor moeder en kind. Een noabervrouw droeg de dopeling in de kerk.
De laatste reis
We kunnen ons nu nauwelijks nog een voorstelling maken van de gang van zaken rondom een overlijden en begrafenis in vroeger tijden. De overledene lag op de "heerd", waar alle anderen ook leefden; het was het enige vertrek. De buren hadden een belangrijke rol bij het afleggen van de dode, het aanzeggen van het overlijden, het waken bij de overledene en het verzorgen van het "grovenmaal". Zij droegen ook bij de begrafenis de kist uit huis naar het kerkhof om de kerk aan de Brink. In 1840 kwam de nieuwe begraafplaats, waarna op een "do-waagen" door een noaber de kist naar het kerkhof werd gereden. Als in de noaberschop iemand kwam te overlijden, dan vroeg dat van alle noabers in korte tijd alle medewerking voor het dagelijkse werk dat gedaan moest worden. Dat was niet gering. Al deze zaken werden door de noabers verzorgd en gold in geval van overlijden voor alle huisgenoten, dus ook voor een inwonende meid of knecht. De rouwverwerking zelf was een familieaangelegenheid waarmee de noaberschop niet van doen had.
Sporen van noaberschop
Bij de burenhulp werd niet gekeken naar status of geloof. Iedereen hielp elkaar. Er waren "nood-noabers", meestal drie, en "veer-noabers". In totaal ongeveer 15 gezinnen. Noaberschop kwam alleen ten einde door overlijden of verhuizen. Zelfs ruzie kon geen inbreuk maken op deze traditie. Op het platteland zijn ook nu nog sporen van de noaberschop terug te vinden, in de vorm van burenhulp, mantelzorg en het zetten van sierbogen bij feestjes.