Een moderne boerderij opzetten. Dat stond de Amsterdamse advocaat Jacob Paulus Amersfoordt voor ogen toen hij (36) in 1854 land kocht in de Haarlemmermeerpolder. Hij pakte het groot aan met een lap grond van ruim tweehonderd hectare. Dat was wel iets anders dan de tientallen hectaren waartoe het gros van de kopers zich beperkte.
Amersfoordt noemde zijn boerderij De Badhoeve. Hier aan de dijk lag indertijd namelijk een geliefde zwemplek. Amersfoordt had zich op zijn reizen door Europa - grotendeels te paard - na zijn universitaire studie (rechten en letteren) breed georiënteerd. Hij bezocht ook de Landbouwhogeschool in het Duitse Hohenheim. In 1857 besloot hij naar Haarlemmermeer te verhuizen om zijn boerderij zelf te leiden. De meeste kapitaalkrachtige grondbezitters woonden in de stad en schakelden pachters of zetboeren in. Aanvankelijk was 86 procent van de poldergrond in handen van eigenaren die elders woonden.
Binnen de kortste keren kozen de leden van de afdeling van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw herenboer Amersfoordt tot hun voorzitter. Hij werd hoofdingeland van het waterschap. Toen burgemeester Pabst in 1863 kwam te overlijden, volgde raadslid Amersfoordt hem op. Aanvankelijk zag het er niet naar uit dat Haarlemmermeer één gemeente zou worden. De regering had de polder in tweeën willen delen, het zuidelijke deel voor de provincie Zuid-Holland en het noordelijke deel voor Noord-Holland. Op aandringen van het provinciebestuur van Noord-Holland besliste de Tweede Kamer anders. Na drie jaar een soort niemandsland te zijn gebleven, kwam Haarlemmermeer in 1855 in z'n geheel bij Noord-Holland.
Heemsteeds burgemeester Pabst nam aanvankelijk de honneurs waar. Hij ontwierp ook het gemeentewapen met een korenhalm die uit de golven oprijst. Zijn opvolger Amersfoordt lanceerde allerlei plannen om zijn gemeente vooruit te stuwen. Aan de Hoofdvaart in Hoofddorp verrees het raadhuis. Amersfoordt wilde zijn polder ontsluiten met spoorlijnen. Dan zou de post tussen Haarlem en Hoofddorp niet meer twee dagen onderweg zijn. Hij maakte zich sterk voor beter onderwijs en voor verbetering van de volksgezondheid. Tijdens een epidemie zorgde hij voor schoon drinkwater uit Haarlem en de Vechtstreek. De kosten die met zijn besluiten gepaard gingen, riepen verzet op van behoudende bemiddelde burgers. Dat gaf spanningen. Na zes jaar hield Amersfoordt het burgemeesterschap voor gezien.
Hij had zodoende meer tijd voor zijn boerderij en polderzaken. Je zag hem in zijn open rijtuig, zelfs midden in de winter, door het land snellen. Hij reisde vaak naar het buitenland om nieuwe landbouwmachines te bekijken. De Badhoeve groeide uit tot een internationale bezienswaardigheid. Staatshoofden, generaals en een Russische grootvorst kwamen kijken. Koningin Sophie (echtgenote van koning Willem III) bezocht De Badhoeve meermalen. De keizer van Brazilië kreeg er in 1877 een demonstratie met een hooidroger voorgeschoteld. Amersfoordt had de vaderlandse primeur in 1862 van de eerste stoomploeg, geïmporteerd uit Engeland. Dit was een ingenieuze constructie: aan de rand van de akker stond de locomobiel die een ploeg door het land heen trok. Amersfoordt had uitgerekend dat dit stoomapparaat met toebehoren in de praktijk niet duurder uitviel dan het ploegen met paarden. In de winter werd de locomobiel (14 pk) ingezet bij het dorsen. Deze stoommachines stookte Amersfoordt met turf, gewonnen op zijn land.
Het accent lag op de veeteelt, akkerbouw diende vooral ter ondersteuning. Amersfoordt schonk de Britse koningin Victoria in 1862 boter en dat leidde tot meer bestellingen. Hij leverde melk aan de Amsterdamse melkinrichting. In 1883 rammelde er dagelijks voor wel duizend liter in melkbussen naar de hoofdstad. Hij had allerlei vaklieden aangetrokken, zoals een timmerman, bakker, smid en herder (er liepen heel wat schapen). Ieder onderdeel van dit landbouwgebeuren kreeg een eigen onderkomen, onderling verbonden met een smalspoor. Paarden trokken de lorries en kipkarretjes over houten rails. Van alles kon zo worden vervoerd, van veevoer tot mest. Amersfoordt had ongeveer veertig man vast personeel. Hij verhuurde zijn machines, inclusief bedienend personeel, aan boeren in de polder. Niet alle dure apparaten voldeden evenwel. Na enige tijd had hij een schuur vol staan met roestende machines.
Amersfoordt was getrouwd met concertzangeres Hermina Dijk. Zij had opgetreden voor beroemdheden als de keizers van Mexico en Brazilië. Hermina hield op de boerderij toezicht op de zuivelbereiding en zij leidde tijdens een ernstige cholera-epidemie in 1866 het noodhospitaal in de manege van De Badhoeve. Hermina runde de boerderij in de tijd dat haar man ziek was. Niet lang na zijn dood in 1885 - hij was nog geen 68 jaar - verkocht ze de bezittingen en keerde naar Amsterdam terug. Enige maanden voor zijn overlijden schreef Amersfoordt aan een vriend helaas niet alle plannen te hebben kunnen realiseren die hij voor ogen had, want: 'Het hart (de stoomketel) is niet recht gaaf, de longen (cilinders) zijn uitgeloopen, alleen de vuurhaard (de maag) schijnt nog in vrij goeden toestand.' Het dorp dat later rond de boerderij van Amersfoordt groeide, heet sinds 1936 officieel Badhoevedorp.