De invloed van het machtige Romeinse rijk is zelfs merkbaar voor het handjevol mensen, dat in die tijd het grondgebied van de huidige gemeente Waalwijk bevolkt.
Nadat de Romeinen zich tussen 60 en 55 vóór Christus meester hebben gemaakt van Gallië, het huidige Frankrijk en België, wordt hun invloed ook in deze streek duidelijk merkbaar. Maar pas rond 12 vóór Chr.. De plaatselijke bevolking zal ongetwijfeld van de ene verbazing in de andere zijn gevallen, want de nieuwkomers brengen ingrijpende veranderingen op het gebied van techniek en wetenschap, leefgewoonten, godsdienst en infrastructuur, militaire strategie en economie. De boerenbevolking past zich geleidelijk aan de nieuwe situatie aan, een proces dat we 'Romanisering ' noemen.
In technisch opzicht is met name het Romeins aardewerk een enorme vooruitgang. De plaatselijke bevolking bakt in die dagen aardewerk in een open vuur, elke boerin voor zichzelf, met als resultaat een zacht, poreus product. De Romeinse pottenbakkers werken met een draaischijf voor het maken van standaardtypen en ze gebruiken heteluchtovens, waarmee aanmerkelijk hogere temperaturen worden bereikt. Daardoor is hun aardewerk veel harder en minder poreus. Aanvankelijk wordt het hier vanuit andere delen van het Romeinse rijk ingevoerd, vooral het prestigieuze terra sigillata, rood aardewerk met daarin het stempel van de maker. Na verloop van tijd ontstaat een lokale aardewerkproductie; in Halder bij St. Michielsgestel is een oven opgegraven. De Romeinen gebruiken ook prachtig glaswerk, veelal afkomstig uit Keulen.
De overheersers brengen hun eigen goden mee en dat zijn er veel. De inheemse bevolking neemt die in zoverre over, dat een aantal van hun eigen goden wordt geïdentificeerd met Romeinse tegenhangers, bijvoorbeeld Hercules Magusanus, waarvoor in Empel een indrukwekkende tempel wordt gebouwd, die ongetwijfeld ook voor de toenmalige bevolking van deze gemeente een rol heeft gespeeld.
Volgens archeologische gegevens zou in Capelle een beeldje zijn gevonden. De toenmalige provinciale archeoloog Gerrit Beex registreert het in 1967, maar vreemd genoeg wordt er in een standaardwerk over Romeinse beelden uit 1969 geen melding van gemaakt, omdat de vondst niet bekend was of mogelijk niet als Romeins wordt beschouwd.. Beex geeft geen bijzonderheden over de vinder en de eigenaar.
Bij een opgraving aan de Hooisteeg in Waalwijk in maart 2001 worden twee fragmenten gevonden van een vroeg-Romeins keramisch beeldje, dat stamt uit de periode 12 v. Chr. en 70 na Chr.
De Romeinen kennen een geldeconomie, hoewel ruilhandel in deze streken heel gebruikelijk blijft. Doordat veel inheemse mannen vijfentwintig jaar lang dienen in de Romeinse legers, maar ook door handel met de bezetters, komt onder de plaatselijke bevolking wel steeds meer geld in omloop. De Romeinen hanteren een muntsysteem, gebaseerd op de bronzen as. De dupondius (brons) is twee assen, de sestertius (messing) vier en de zilveren denarius, die we uit de bijbel kennen als tienling of zilverling, is tien assen waard. De hoogste waarde is voor de gouden aureus (400 assen).
C.R. Hermans vermeldt dat in 1819 een 'gouden denarius' is gevonden in de Eerste Zeine in Waalwijk, maar dat is ongetwijfeld een aureus geweest. Het is niet bekend, van welke keizer de munt was en waar deze zich momenteel bevindt.
In 1987 vindt Lucien van der Pluijm uit Waspik op een weiland aan de Oudestraat in zijn woonplaats met zijn metaaldetector een zilveren Romeinse vingerring, waarschijnlijk derde-eeuws. Het is een ring met een massieve ovale vatting. Binnen de ruitvormige gravering is een soort kruis opgenomen en de hoeken zijn versierd met arceringen. Het kruis hoeft geen christelijk symbool te zijn, want dit soort versiering komt al vóór de christelijke periode veelvuldig voor.
Uit Waspik is ook een heel bijzondere aardewerkscherf bekend, die zowel Romeinse als Merovingische aspecten vertoont. Het is een randfragment van een Merovingische 'Schalenurne', maar de versiering ervan met een tandlijst is nog Romeins. Gezien de verschraling met schelpengruis zal het ergens bij de kust zijn gebakken tegen het einde van de vijfde eeuw.
In 1987 worden in Capelle drie Romeinse aardewerkscherven gevonden, maar later blijkt dat er sprake is van opgebrachte grond van onbekende herkomst.
Rond 250 na Chr. neemt de bewoning in Brabant af door stijging van het waterniveau en onder druk van Germaanse invallen. In het midden van de vijfde eeuw is het definitief gedaan met de invloed van de Romeinen in onze streken.
Bijdrage: Anton van der Lee