Op 26 december 1651 ondertekenden timmerman/aannemer Egbert Gerrits van Benthem en Heer Johan van Echten een contract, waarin afspraken werden gemaakt rond de bouw van een kerk. Egbert Gerrits van Benthem zou een 'neie karke' maken 'in 't Hooge Echtingerveen'.
Vastgelegd werd dat zo gauw weer en wind het toestonden met de bouw gestart zou worden. Dat was in het voorjaar van 1652. Egbert Gerrits van Benthem mocht de lading eikenhout gebruiken die al in het veen aanwezig was. De opdrachtgevers zouden zorgen voor steen, kalk, pannen, lood, leien en glazen voor in de ramen. Al het andere dat nodig was, moest de aannemer zelf leveren. Hij kreeg voor zijn werk 2250 carolusguldens (ongeveer 250.000 euro). Daarbij kreeg hij drie rozenobels (een rozenobel is een gouden munt ter waarde van 8 gulden en 18 stuivers) voor de armen. Op 14 april 1652 werd een tweede contract gesloten tussen Heer Johan van Ech-en en Egbert Gerrits van Benthem. Daarin werd aangegeven dat de kerk gebouwd moest volgens een bestek van architect Hendrik Rusius.
'Anno 1652 gebouwt', staat er op een steen op de huidige Hervormde kerk. Van het gebouw uit 1652 is echter niets meer over. De kerk werd diverse keren verbouwd en uitgebreid. De kerk kreeg zijn huidige vorm in de jaren 1804-1806. De fundamenten van de eerste kerk liggen echter nog wel onder de vloer van de huidige kerk.
Met de bouw van de kerk kreeg Hoogeveen ook een eigen begraafplaats. Deze kwam in en rond de kerk. Volgens het Landrecht van Drenthe was een koster van een kerk tegelijkertijd schoolmeester. Toen de kerk af was en een eigen koster kreeg, kreeg Hoogeveen ook haar eerste school. Bij de school werd eind zeventiende eeuw een klok geplaatst.
De 'neie karke' was echter niet het oudste bedehuis binnen de gemeente. In de veertiende eeuw stond er in Pesse al een Heilige Hartkapel met een eigen pastor. De kapel stond even ten zuiden van de buurtschap Bultinge op het grondgebied van de huidige gemeente Hoogeveen.