Als het minder goed gaat met de economie verliezen veel mensen hun baan. De geschiedenis kent zo nu en dan van deze perioden. We noemen dat crisis.
In de jaren twintig werkten veel mensen in het veen in Drenthe. Maar de brandstof turf werd vervangen door steenkool. Dat was goedkoper en gaf meer hitte. De kolen kwamen uit het buitenland en uit Limburg. In Drenthe zaten daardoor veel mensen zonder werk.
Er moest in diezelfde periode veel in Drenthe gebeuren, de heidevelden moesten worden afgegraven, er moesten bossen worden aangelegd en de wegen moesten worden verbeterd. Ook werden er kanalen gegraven. Met de hand. Voor al dat werk werden werkelozen gebruikt. Zij kregen niet veel betaald, maar verzetten wel veel werk. Mede door de crisis in 1929 hebben veel werklozen heel veel spitwerk in Drenthe gedaan.
Werkverschaffing
De werkzaamheden werden betaald door de overheid. Dit noemde men de werkverschaffing. De regering was van mening dat de werkloze arbeiders wel wat moesten doen voor het geld dat zij ondersteuning kregen. Zonder die werkverschaffing zouden zij helemaal geen geld hebben, want er waren geen bedrijven die ze in dienst wilden nemen. Daarom werden er projecten bedacht die nuttig waren voor de maatschappij en die vele handen werk konden geven. Een voorbeeld daarvan was de aanleg van het Linthorst Homankanaal van Hoogeveen naar Beilen. Als het met de economie beter ging, konden de mensen weer een gewone baan zoeken.