Toch: het kan niet anders of deze nieuwkomers – algemeen aangeduid als ‘import’ – moeten zich zo diep in de schulden steken dat er maar één ding op zit: bezuinigen op het dagelijkse eten. Jam in plaats van vleesbeleg. De spotnaam jambuurt is geboren.
Nieuwkomers
Begin jaren zestig komen vanuit Turkije en Marokko grote groepen gastarbeiders naar Brabant. Deze komen niet in de Kempen terecht. De werkers uit de onderkant van de arbeidsmarkt blijven hangen in de goedkope volkswijken van steden als Eindhoven en Tilburg. Nee, de Kempen trekt de chiquere populatie aan, hoogopgeleide personen met een riant salaris. Afkomstig van industriële concerns als Philips en DAF of onderwijsinstellingen als de universiteiten van Eindhoven en Tilburg. Ze strijken neer in de nieuwe wijken van Knegsel (Oeienbos), Vessem (Postels Huufke), Riethoven (Walik), Eersel (Molenakkers) en Lage Mierde (De Hofjes). Hoewel het in hoofdzaak personen van ‘Nederlandse bodem’ betreft, gaat de integratie niet vanzelf. Het Kempisch dialect is een handicap. Ook vertonen deze jambuurt-bewoners, in de ogen van de oorspronkelijke Kempenaren, een niet te waarderen haantje-de-voorste-gedrag. Inmiddels zijn de plooien nagenoeg gladgestreken. Dat veel Kempische jongeren in deze periode zelf een hogere opleiding volgen, draagt daar ongetwijfeld aan bij.
Arbeidsmigranten
Rond de eeuwwisseling maakt de Kempen kennis met nog een ander type nieuwkomer, de arbeidsmigrant. Na het wegvallen van het IJzeren Gordijn (1989) komen grote stromen mensen uit Oost-Europese landen, met name Polen en Roemenië, naar deze regio om hier te werken. De lonen liggen hier aanzienlijk hoger. Arbeidsmigranten vinden vooral werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt: industrieel productiewerk, schoonmaak, landbouw. Sterk groeiende sectoren die ‘schreeuwen’ om personeel. Zozeer dat na verloop van tijd op twee plekken in de Kempen speciale verblijfsvoorzieningen worden gebouwd: het Flex Logies gebouw in Eersel (2013) en het Flexhotel in Hapert (2019).
Expats
Min of meer tegelijk met de arbeidsmigranten dient zich een derde type nieuwkomers aan. Mensen die van ver komen, hoogopgeleid zijn en (daarom) een Engelse naam toebedeeld krijgen: ‘expats’. Ze komen uit alle hoeken van de wereld, van China tot Brazilië, van Australië tot Peru, van de VS tot India. Voor hen is er werk in het hogere segment van de arbeidsmarkt. Vooral bij de nieuwe multinationals die recentelijk in de regio tot bloei zijn gekomen, zoals ASML en NXP. Alleen al het ASML-concern telt zo’n 125 nationaliteiten.
Vanwege hun verblijf in de regio struinen veel expats de Kempische huizenmarkt af op zoek naar koop- en huurwoningen. Kempenaren die als starter diezelfde woningmarkt willen betreden, vallen daardoor nogal eens buiten de boot en kunnen niet in het eigen dorp blijven wonen. Hun portemonnee is te smal in vergelijking met die van de expat.
Statushouders
Jambuurtbewoners. Arbeidsmigranten. Expats. Allemaal vinden ze hun weg op de arbeidsmarkt. Dit geldt beduidend minder voor de vierde groep nieuwkomers die in de Kempen belandt: de statushouders. Vanwege oorlogsgeweld slaan inwoners van Azië, Afrika en het Midden-Oosten op de vlucht. Ook in Nederland kloppen ze aan voor asiel. Als ze een verblijfsvergunning krijgen (statushouder worden) moeten Nederlandse gemeenten voor huisvesting en werk zorgen. Zo komen ze ook met enkele honderden naar de Kempen, vooral uit Somalië, Afghanistan en Syrië. Het bieden van huisvesting lukt meestal wel (zoals in Reusel in het leegstaande fratersklooster), maar passende banen vinden is een groot probleem. Ondanks begeleidingsprogramma’s bij reïntegratiebedrijf Kempenplus vindt slechts ongeveer één op de vier statushouders een