Daarmee kan de Imants-ploeg de concurrentie aan met de ploegen van buitenlandse fabrikanten als Mélotte (België) en Rud. Sack (Duitsland). Later wordt het Kempische landbouwwerktuig uit de markt gedrukt, maar Imants hervindt zich met de productie van spitmachines.
Vruchtbaarheid verhogen
Ploegen heeft als doel de vruchtbaarheid van de akker te verhogen. Eerst wordt de grond in verticale richting doorsneden met een hangend mes (kouter) waarna een gebogen stalen blad (rister) de losgesneden grond kantelt. Zo komen onkruid, stoppels, graszoden en – heel belangrijk – aangebrachte mest in de diepere aardlaag terecht. Daar vormen ze de voedingsstoffen voor de gewassen die na het ploegen gezaaid worden. Door het ploegen krijgt de grond ook meer lucht en bovendien een betere waterhuishouding. Ploegen is zwaar werk, zonder trekdier – os of paard – lukt het niet.
Middeleeuwen
Ploegen met een trekdier is in de Middeleeuwen al algemeen gangbaar. Dat weten we van schilderijen uit deze tijd. Ietwat later verschijnt de ploeg ook in het werk van Pieter Brueghel (Venster 7, Doorkijk 4), zoals op het schilderij De Val van Icarus. In de oudheid bewerken boeren de grond op een enigszins vergelijkbare manier, met een eergetouw. Dit is de voorloper van de ploeg die geen rister heeft en waarmee de grond dus niet gekanteld kan worden. In 1985 wordt zo’n eergetouw in Bergeijk opgegraven. Het dateert van 1700 voor Christus.
In de lift
Bij Kempische boeren blijft de ploeg vanaf de Middeleeuwen onafgebroken in gebruik. Dat weten we van afbeeldingen op het zilver van de schuttersgilden. Een boer die ‘zich koning schiet’, kiest vaak voor de ploeg als verwijzing naar zijn beroep. Met de heideontginningen aan het eind van de negentiende eeuw komt de ploeg in de Kempen flink in de lift. Het werktuig is, net als (kunst)mest, onmisbaar om van de woeste gronden vruchtbare akkers te maken.
Van spade tot spitmachine
In Reusel maakt veldwachter Jan Imants (1824 - 1909) in deze jaren een keuze die bij deze ontwikkeling aansluit. Om zijn karige jaarwedde aan te vullen, begint hij een kleine smederij. Zijn oudste zoon Jos bouwt deze vanaf 1883 uit tot een industrieel bedrijf dat zich toelegt op de vervaardiging van spaden en ploegen. Het bedrijf gaat over van vader op zoon en maakt in de eerste helft van de twintigste eeuw een grote bloei door.
Om die reden verhuist het bedrijf in 1918 naar de rand van het dorp waar in dit laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog een ruim bemeten fabrieksgebouw verschijnt. Imants kan het pand echter niet meteen in gebruik nemen. Burgemeester Willekens vordert het om er, eind oktober 1918, Franse oorlogsvluchtelingen (Venster 37, Doorkijk 4) onder te brengen. Ook in het jachtpaviljoen en het fraterhuis vinden deze vluchtelingen onderdak. Onder hen bevinden zich veel zieken. Op 1 november 1918 krijgen ze bezoek van koningin Wilhelmina. Die komt hen bemoedigen.
Kort daarna kan Jos Imants aan de slag in zijn nieuwe bedrijfspand. Met succes: al gauw kan de Imants-ploeg worden aangetroffen in heel Oost-Brabant en delen van Gelderland en Limburg. Dit mede dankzij verkoopactiviteiten op landbouwtentoonstellingen. In de jaren zestig stokt de groei. Imants mist de boot als de paardenploeg plaatsmaakt voor de tractorploeg. Het bedrijf raakt aan de rand van een faillissement en weet zich met moeite staande te houden met de productie van asbakken en kandelaars. Eind jaren zeventig keert alles zich ten goede. Imants start met de productie van spitmachines voor de tuinbouw. Het wordt een enorm succes: de machines krijgen steeds meer toepassingen, zoals op sportvelden, en vinden vandaag de dag hun weg over de hele wereld.