Het middeleeuwse handschrift
De term ‘handschrift’ maakt direct duidelijk hoe dit productieproces eruit zag: teksten werden vaak door geestelijken in kloosters, maar ook in commerciële productiecentra, overgeschreven. Veel middeleeuwse handschriften hadden een religieus karakter, zoals Bijbelteksten, getijden- en gebedenboekjes, en heiligenlevens. Tot ongeveer de dertiende eeuw werden handschriften vooral op perkament (geprepareerde dierenhuid) geschreven, maar omdat dit relatief kostbaar was, gebruikte met later vaak papier gemaakt van vodden.
Na het ‘afschrijven’ van de tekst volgde soms de volgende fase in het productieproces: de ‘boekverluchting’. Zo wordt de decoratie van middeleeuwse boeken genoemd. ‘Verluchting’ komt van het Vroegmiddelnederlandse ‘verlichting’, dat met goud of kleuren afzetten betekent. Professionele kunstenaars of amateurs brachten rubricering aan in de tekst of ‘penwerk’-decoratie in de marge: sierlijke dunnen lijnen in meestal rode en blauwe inkt. Dat penwerk is dan verbonden met een initiaal: een (uitbundig) versierde beginletter. In een van de afbeeldingen hierboven zie je bijvoorbeeld de beginletter 'A' met daarin geschilderd een monnik die aan een handschrift werkt. Deze initiaal vormt zo als het ware een spiegel die ons een beeld geeft van hoe dit boek ooit is gemaakt. Een aparte categorie decoratie is de miniatuur: een vaak bladvullend schilderijtje.
Middeleeuwse boekverluchting had niet enkel een decoratieve functie. Alle typen verluchting gaven de lezer ook veel informatie over de structuur en opbouw van de tekst. Een miniatuur markeert bijvoorbeeld de overgang naar een nieuwe tekst, een initiaal opent een nieuw hoofdstuk en een rubricering maakt duidelijk waar een nieuwe alinea begint.
De fragmenten van de Vos en De Vreese
Twee bijzondere handschriften uit onze collectie zijn die van het epische middeleeuwse dierdicht Van den vos Reynaerde (signatuur 96 B 5). Het betreft geen hele boeken, maar slordig afgesneden fragmenten perkament van een veel groter blad uit een boek. Van het in de middeleeuwen handgeschreven dierenepos zijn alleen deze fragmentjes overgebleven. Op een gegeven moment vond men het middeleeuwse handschrift als zodanig niet meer relevant. Het materiaal waarvan het boek gemaakt was - stevig perkament - bleef wel bruikbaar. Daarom werd het boek kapot gesneden om losse stroken perkament in de constructie van nieuwe boekbanden te verwerken. Zo werden veel middeleeuwse boeken hergebruikt. We noemen dergelijke overgebleven fragmenten 'maculatuur'. Vaak zijn de tekstfragmenten die hierop te vinden zijn het enige overgebleven bewijs van het bestaan van bepaalde middeleeuwse teksten.
De fragmenten van Van den Vos Reynaerde doken in 1933 op in een boekband en werden toen gekocht door de toenmalige directeur van de Rotterdamse gemeentebibliotheek, Willem De Vreese, een groot expert op het gebied van middeleeuwse handschriften. De Vreese schatte de herkomst van de stukken aan het einde van de dertiende eeuw. Dit maakt ze erg bijzonder: we mogen van geluk spreken dat ze als hergebruikt materiaal bewaard zijn gebleven!