De Gifwijk

Het drama van De Staart

Op een voormalige vuilstortplaats in de Dordtse wijk De Staart werden sinds 1970 huizen gebouwd. Al snel klaagden de bewoners over stank en verzakkingen. Door deze stort kreeg De Staart de bijnaam De Gifwijk.

 

Begin jaren tachtig van de vorige eeuw kwam aan het licht dat het oostelijke deel van De Staart, de Merwedepolder, deels op chemisch afval was gebouwd, dat daar zonder enige wanklank door tal van industriële bedrijven al jaren was geloosd.
Het milieubesef zat in de jaren zestig niet diep. Bijna niemand maakte zich druk over de gang van zaken op de vuilstortplaats. De stortbaas schreef er vanuit een verbouwde autobus zijn stortbonnen uit en hielp met zijn kolkenzuiger verschillende fabrieken in Dordrecht van hun vloeibaar afval af. Op de stortplaats werden allerlei vloeistoffen aangeboden en geaccepteerd. Rood, groen, geel of bruin, het maakte niet uit: 'Pak het maar aan, anders laten ze het in het riool lopen', was het devies.

Slopers brachten puin mee uit de oude binnenstad, waar voortvarend werd gesaneerd. De politie bracht er autowrakken heen, een chemisch bedrijf kwam dagelijks met een containerwagen, een lokale verffabriek en diverse drukkerijen waren vaste klanten. Als er geen puin voorhanden was, dan werd het anders rondwaaiende huisafval afgedekt met slakken uit de verbrandingsoven die in de Maasstraat stond.

In de winter van 1969-1970 meldde zich een transportbedrijf met afval dat op asfalt leek. Het personeel van de stortplaats was daar blij mee, omdat het uitstekend kon worden gebruikt om het huisvuil mee af te dekken. Het goedje rook een beetje zoetig en was afkomstig van de Chemische Industrie Rijnmond (CIR).
In hun argeloosheid waren de medewerkers van de stortplaats blij met de ongeveer 15.000 kubieke meter afval die de CIR sedertdien in de Merwedepolder heeft aangevoerd. Vanuit financieel oogpunt was de aanvoer van dit soort afval lucratief. En dus welkom.

Gif onder de huizen
Twaalf jaar later plukten de bewoners van de wijk De Staart de wrange vruchten van dit beleid. Onder hun huizen lag kankerverwekkend gif. In de kruipruimte van een huis werden twee vaten chemisch afval aangetroffen, die gevuld waren met de giftige stoffen difenylether, benzoëzuur, difenyl en fenol. De directie van de CIR heeft altijd ontkend dat er vaten gestort waren, maar personeel van de stortplaats zou later verklaren dat de CIR regelmatig vaten liet dumpen die naar asfaltschollen roken.
De gemeente Dordrecht kreeg op 15 januari 1970 een hinderwetvergunning voor de stortplaats in de Merwedepolder. De vergunning gold alleen voor puin, karton, hout en metalen. Het was mosterd na de maaltijd, want de stortplaats was op dat moment al volgestort en de poort definitief afgesloten, waarna op het terrein een woonwijk werd gebouwd.

Sanering
Van een deel van de wijk werd de grond onder de huizen tot vijf meter afgegraven en van een schone laag voorzien. Er werd een damwand geslagen om verspreiding van het verontreinigde grondwater tegen te gaan. De bewoners werd meegegeven om vooral niet de in hun tuin verbouwde groenten te eten. Onder 106 huizen kon het grondwaterpeil niet worden verlaagd vanwege de slechte toestand van de funderingen. Deze zouden uiteindelijk worden gesloopt. De saneringsoperatie kostte 110 miljoen gulden en veroorzaakte veel ergernis bij de bewoners van de wijk, die onder een enorme psychische druk leefden en zich niet gehoord voelden. Ze hadden het gevoel gijzelaar van hun eigen onverkoopbare huis te zijn.
Na protestacties en drie jaar onderhandelen, kregen bijna driehonderd gedupeerden uiteindelijk een schadevergoeding. Hieronder ook bewoners die wilden verhuizen ook al werden hun huizen niet gesloopt.