De bevolking in de Hof van Twente heeft eeuwenlang bijna uitsluitend bestaan van de landbouw. De boerenbedrijfjes waren lange tijd grotendeels zelfvoorzienend. Maar vanaf de 19de eeuw begonnen de boeren in toenemende mate voor de markt te produceren. Men was vaak sterk afhankelijk van één enkele afnemer, die niet alleen afnam, maar ook de leverancier was van de bedrijfsbenodigdheden en de levensmiddelen. Bovendien was diezelfde persoon vaak de krediet- en/of hypotheekverstrekker. Dit leidde tot de ongewenste toestand dat op plaatselijk niveau enkele personen (door sommigen bestempeld als woekeraars) de markt in handen hadden en het niet te nauw namen met de kwaliteit en prijs van de verhandelde goederen. Middenstanders die min of meer voldeden aan het hierboven beschreven profiel waren bijvoorbeeld in Diepenheim de firma Noordendorp en in Markelo de firma Stokkentreeft. Zij hadden eind 19de eeuw al hun activiteiten uitgebreid met de fabrieksmatige productie van boter en de handel in landbouwbenodigdheden als kunstmest en veekoeken.
Ontstaan coöperatieve beweging
De Duitse burgemeester Raiffeisen pleitte met succes voor
onderlinge samenwerking van boeren in zogenaamde
coöperaties om de macht van de tussenhandel te breken. De
eerste coöperatieve instelling in ons gebied was in 1902 de
Coöperatieve Landbouwvereniging Weddehoen in Goor. Zij bestond
aanvankelijk uit twee onderdelen: de afdeling "aan- en verkoop" en
de afdeling "zuivelbereiding". Het werkgebied strekte zich ook uit
over de buurgemeenten. Zo werd er hetzelfde jaar al een
ontroomstation gesticht in Markelo. Daar werd de door de boeren
aangeleverde melk door een centrifuge ontroomd, waarna één keer per
dag de verzamelde room naar de fabriek in Goor werd vervoerd, waar
er boter van werd gemaakt.
Het Goorse coöperatieve succes deed in 1907 een groep
vooruitstrevende boeren in Markelo besluiten om de "maalderij" en
de "veevoederhandel" over te nemen van de firma Stokkentreeft. Het
nieuwe bestuur van deze eigen coöperatieve fabriek benoemde direct
een commissie die tot taak kreeg een coöperatieve boerenleenbank op
te richten. Dit was trouwens ook gebeurd door Weddehoen in Goor. De
Markelose coöperatie begon al direct met een flinke concurrent,
namelijk het hiervoor genoemde ontroomstation van de vereniging
Weddehoen. Eind 1908 liepen echter de Markelose klanten van
Weddehoen massaal over naar de nieuwe Markelose coöperatie.
Gelukkig voor Weddehoen besloot in 1914 de firma Noordendorp in
Diepenheim haar melkfabriek te sluiten, waarna de Diepenheimse
boeren overgingen naar Weddehoen in het naburige Goor. Een jaar
later werd op initiatief van burgemeester Jeremias Meyes ook in
Diepenheim een coöperatieve veevoederhandel opgericht.
Ontwikkeling coöperaties
De coöperatieve zuivelfabrieken maakten een stormachtige groei door. Het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 betekende een forse stagnatie. Op een bepaald moment kon men zelfs de door de boeren aangeleverde melk niet meer uitbetalen. Vanaf 1918 kreeg men weer de wind in de zeilen, en wel zodanig dat er ruimtegebrek ontstond. Men besloot dan ook in de verschillende plaatsen om in de jaren 1922/1923 de veevoederproductie en -handel af te splitsen van de zuivelproductie en onder te brengen op andere locaties. De drie afzonderlijke coöperaties, Zuivelfabriek, Veevoederproductie en -handel en de Boerenleenbank (plus in Goor de coöperatieve winkel) groeiden tot aan de crisisjaren als kool. Na de Tweede Wereldoorlog noopten de schaalvergroting en veranderende marktomstandigheden tot nauwe samenwerking met andere coöperaties en uiteindelijk tot een fusiegolf, die tot op de dag van vandaag doorgaat. Sinds 2008 maakt Friesland Campina in grote delen van Nederland de dienst uit. Ook de coöperatieve veevoederproductie en -handel ontkwamen niet aan de fusiegolf. In 1984 werden de coöperaties in Goor, Diepenheim en Markelo onderdeel van de V.L.C. West-Twente in Markelo, waarna ze in 1995 werden opgeslokt door de coöperatie Arkervaart-Twente in Nijkerk. De plaatselijke Boerenleenbanken ontkwamen evenmin aan het proces van schaalvergroting. Diverse eens zo trotse bankgebouwen zijn vervangen door enkele pinautomaten.
Andere coöperatieve instellingen
Ook andere coöperaties hebben zich ontwikkeld tot grote bedrijven waar het oorspronkelijk coöperatielid nog nauwelijks voeling mee heeft. De onderlinge brandverzekering heeft zich bijvoorbeeld via opvolgende fusies met coöperaties in buurgemeenten ontwikkeld tot het landelijk opererende UNIVE. De plaatselijke KI-verenigingen hebben zich ook, vanaf 1970, in een fusiegolf met landelijke organisaties ontwikkeld tot het internationaal opererende CSV. Ook de lokale bedrijfsverzorgingen, die leden hulp bieden in geval van ziekten of tijdelijke arbeidsongeschiktheid, zijn samengebracht onder een landelijke koepel. Men ervaart het als een verschraling voor de plaatselijke gemeenschappen dat de coöperatieve beweging is uitgegroeid tot een conglomeraat van grote anonieme instellingen.