Enter is een prachtig voorbeeld van een flankesdorp. Toen recente uitbreidingen het beeld nog niet verstoorden, lag de bebouwing als een langgerekt lint van noord naar zuid langs de flanken van de glooiende es. Opvallend genoeg woonden van oudsher in het noordelijk deel overwegend protestanten en in het zuidelijk deel overwegend katholieken. Op zondag leken het twee verschillende gemeenschappen. Het Noordeinde was, afgezien van de kerkgang, een oase van rust. In het Zuideinde heerste grote bedrijvigheid. Na de kerkgang stroomden de vele cafés vol. Allerlei verenigingen organiseerden activiteiten en belegden vergaderingen. Achter de rooms-katholieke kerk werd de hele dag druk gevoetbald. De noordelingen meden op zondag het Zuideinde. Op maandag was alles weer normaal en was er van de tweedeling niets meer te merken.
Kerkelijk onderscheid
Deze tweedeling heeft een lange voorgeschiedenis. Enter heeft zich van noord naar zuid ontwikkeld. De gewaarde boerderijen lagen op één na allemaal in het Noordeinde. Nieuwkomers werden als het maar even kon geweerd of kregen hooguit een plaats voor een hut toegewezen op de heidevelden van de marke in het latere Zuideinde. De gewaarde boerderijen waren op een enkele na allemaal pachtboerderijen in handen van de adel en rijke kooplieden. De pachters van deze boerderijen gingen, wellicht mede onder druk van de eigenaren, tijdens de reformatie over tot het protestantse geloof. Ook de schippers in het Noordeinde bekenden zich tot het protestantse geloof. Hun handelscontacten en -belangen in de protestantse steden Deventer, Zwolle en Kampen zullen hierin een grote rol hebben gespeeld. De bewoners van het Zuideinde bleven veelal katholiek. De protestanten kregen in 1709 hun eigen kerk in Enter, maar de katholieken moesten tot de Franse tijd hun geloof heimelijk praktiseren.
Sociaal/economische verschillen
Al in het eerste markenboek van Enter, dat in 1660 begint is er sprake van bewoners die zich klandestien in Enter gevestigd hebben. Ze werden aangezegd binnen twee jaar te vertrekken. Hier kwam niets van terecht. Er blijft een voortdurende toestroom van armen. Het markebestuur besluit de vestiging van arme ongewaarden te reguleren. Er werd aan deze mensen een plaats toegewezen waar ze een hut mochten bouwen, meestal in het Zuideinde waar geen gewaarde boeren woonden en ze daar dus niet voor overlast zorgden. Hier op onontgonnen heidegronden ontwikkelde zich een bevolkingsgroep van dagloners etc. die sociaal gezien een achtergestelde positie innamen in de marke. In de volkstelling van 1748 is dit heel goed te zien.
Overbrugging tegenstellingen
De Noord-Zuid situatie speelde ook binnen de rooms-katholieke kerk. Pastoor Heimerikx, pastoor in Enter van 1925 tot 1952, bezwoer de gelovigen dat hij toch echt pastoor was voor alle katholieken, of ze nu in het Noord- of het Zuideinde woonden. In politiek opzicht had de katholieke gemeenschap uit het Noorden en Zuiden haar eigen vertegenwoordigers in de gemeenteraad.De Katholieke kerk had in alle geledingen van de katholieke gemeenschap haar invloed. In de vorm van geestelijk adviseur was de kapelaan bij alle verenigingen dus ook in de politiek aanwezig. De pastoor zag het liefst een sterke KVP in Enter maar de sociale tweedeling bracht ook hier in katholiek Enter spanningen die leidden tot een splitsing binnen de KVP. Als gevolg hiervan werd de KPE (Katholieke Partij Enter) opgericht. Door uitbreidingen van Enter, de welvaartstijging en het proces van ontkerkelijking namen de tegenstelling tussen noord en zuid in de 20ste eeuw geleidelijk af. Het zwaartepunt van de economische activiteiten heeft zich zelfs verplaatst naar het Zuideinde.