Spreker haalt als voorbeeld aan een put buiten de Diezerpoort, die blauw water bevat, welk water naar hem werd medegedeeld gelukkig wel niet gedronken wordt, omdat het wel wat al te erg is, maar toch voor huiselijk gebruik gehaald wordt. Uit andere putten drinkt men het echter wel, ook al ontlast zich daarin, zooals werkelijk met een put het geval is, menage- en ander vuil water langs kleine gootjes en al ziet dit water ook geel en groen. [Uitspraak van raadslid D. Wicherlink, geciteerd in het verslag van de raadsvergadering van 2 september 1884].
Eeuwenlang haalden de Zwollenaren hun water voor huishoudelijk gebruik uit waterputten, pompen of soms rechtstreeks uit de gracht. Dat leverde vaak dramatisch slecht water op en dat had al even dramatische gevolgen voor de gezondheid. In de grachten gooiden de inwoners van Zwolle bijna dagelijks allerlei afval, zelfs slachtafval kwam erin terecht. Ook de pompen en putten waren niet te vertrouwen omdat bewoners zoals bijvoorbeeld in Dieze hun privaten leegpompten in de goot. Met als gevolg dat het grondwater werd vervuild met menselijke en dierlijke ontlasting. Geen wonder dat Zwolle tot ver in de 19de eeuw werd geteisterd door besmettelijke, levensbedreigende epidemieën, zoals typhus, cholera, pest en dysenterie. In combinatie met de slechte algemene hygiëne en de slechte woonomstandigheden in arbeidersbuurten, zorgde de slechte kwaliteit van het water voor hoge sterftecijfers en een lage levensverwachting.
Pas in de tweede helft van de 19de eeuw realiseerden artsen zich de relatie tussen epidemieën en de waterkwaliteit. Over de oorzaken van besmettelijke ziekten deden in de jaren daarvoor vele theorieën de ronde. In Zwolle gaven sommige artsen de schuld aan "kwade dampen", die opstegen uit "stinksloten" zoals in Dieze. In die tijd werden dan ook veel van deze stinksloten dichtgegooid. Maar meer en meer drong door dat de slechte kwaliteit van het water een belangrijke oorzaak was. De gemeente liet er gericht onderzoek naar doen. In 1879 onderzochten twee leraren van de HBS het water uit 35 Zwolse pompen. Slechts zeven pompen werden "vrij goed" geacht, zeventien waren verdacht en elf werden zonder meer afgekeurd.
In 1891 kwam de doorbraak. De gemeente gaf opdracht tot de bouw
van een watertoren en legde overal in de stad waterleidingen aan.
Een beetje laat was dat wel. In landen als Engeland, Frankrijk en
Duitsland liet men al vanaf 1836 watertorens bouwen, de eerste in
Nederland was die van Den Helder in 1856. In al die torens werd het
water opgeslagen in het bovenste deel van de toren, zodat de druk
in het waterleidingnet constant kon worden gehouden.
Waterzuiveringsinstallaties zorgden ervoor dat de torens werden
gevuld met water van goede kwaliteit. Voordat de bouw van de Zwolse
watertoren begon, moest de gemeente eerst kunnen beschikken over
een bron met zo zuiver mogelijk water. Die werd gevonden in de
Heerdesche heide. Zwolle kocht voor bijna f
33.000,‒ 469 ha heidegrond van de gemeente Heerde. Zwolle
heeft later dit stuk hei met bomen laten beplanten, waardoor het
Zwolse bos is ontstaan.
Voor de bouw van de watertoren had Zwolle de Rotterdamse architect
ir. J. Schotel aangetrokken. Dat was geen slechte keus: Schotel was
betrokken bij de bouw van de Moerdijkbrug en ontwierp tussen 1883
en 1911 in totaal zestien watertorens. Verschillende locaties
passeerden de revue, maar uiteindelijk viel de keus op de
Turfmarkt. Schotel koos voor een neogotische vormgeving, dat wil
zeggen dat de toren werd "versierd" met nagemaakte bouwelementen
uit de middeleeuwse gotiek. Voor de buitenwand gebruikte hij
baksteen. Het meest decoratief was de verbrede kop van de toren,
het deel waarin zich het waterreservoir bevond.
De watertoren werd op 23 december 1892 opgeleverd. Nog geen week
later vond de feestelijke opening van de gemeentelijke waterleiding
plaats. Daarna ging het snel. Rond de eeuwwisseling waren er
ongeveer 1.900 aansluitingen en in 1905 was dat aantal opgelopen
tot 5.600, waardoor bijna 90% van de huishoudens toen over goed
drinkwater beschikte.
Op 21 februari 1957 sloeg het noodlot toe. Een 5-jarig kind dat
op weg was naar school werd dodelijk getroffen door een grote brok
steen dat van het bovenste deel van de toren was losgeraakt.
Onderzoek wees uit dat de toren in slechte staat verkeerde. Het
voegwerk was slecht en er zaten scheuren in het metselwerk. De
gemeente koos voor een rigoureuze oplossing. Er werd een nieuwe
mantel om de oude toren heen gebouwd. Daarvoor moest wel het brede
bovendeel worden afgebroken, omdat dat in te slechte staat
verkeerde. Zo ontstond de toren die we nu nog kennen: een
tienkantig bakstenen bouwwerk, zonder de oorspronkelijke
karakteristieke uitstulping aan de bovenkant.
In de jaren negentig van de 20ste eeuw was de toren al niet
meer in functie. De taak van watertorens in Nederland is geheel
overgenomen door elektrische pompen en regelaars. Maar de
watertoren aan de Turfmarkt blijft de herinnering levend houden aan
de strijd voor de verbetering van de kwaliteit van het Zwolse
water.