[Ik acht] het waarschijnlijk dat Zwolle net zoals Kampen en Deventer, de belangrijkste steden in die tijd, nooit echt een oorkonde heeft ontvangen. Zwolle was een stad omdat Zwolle beschouwd werd als stad. Pas tegen 1400 dacht men blijkbaar, het is toch wel raar dat we die oorkonde niet hebben. [Uit een interview met A.J. Mensema, in: Zwols Historisch Tijdschrift 1 (2008)].
Op de internetsite van Wikipedia staat een lijst van
bijna 200 Nederlandse steden die ooit het stadsrecht gekregen
zouden hebben. Ook Zwolle staat op die lijst. Tot op de dag van
vandaag zijn steden trots op hun stadsrecht. Het is een bewijs van
status en macht in een ver verleden, dat bovendien kan zorgen voor
een positieve uitstraling op het imago van een stad in het heden.
Sinds 1848 kunnen geen stadsrechten meer verleend worden, omdat
vanaf die tijd de wetgeving geen onderscheid meer maakt tussen
dorpen en steden. Erg is dat niet, want stadsrechten hebben
tegenwoordig geen praktische betekenis meer.
De verheffing van de nederzetting Zwolle tot een stad is verwoord
in een Latijnse tekst van 250 woorden in het
stadsprivilegeboek, dat omstreeks 1509 is aangelegd. In het boek
staat dat Zwolle op 31 augustus 1230 tijdens een plechtige
bijeenkomst in Deventer het stadsrecht ontving uit handen van de
landsheer, de bisschop van Utrecht. Volgens A.J. Mensema,
oud-archivaris van het Historisch Centrum Overijssel, is de tekst
uit het privilegeboek overgeschreven uit een ander afschrift (uit
de 13de eeuw). Het ontbreken van zegels of een officiële verklaring
brengt hem tot de overtuiging dat Zwolle, evenals Kampen en
Deventer, nooit een oorkonde met het stadsrecht heeft
ontvangen.
Zijn mening is opvallend omdat door historici tot voor kort de
tekst uit het privilegeboek wel als bewijs voor het verkrijgen van
het stadsrecht werd aanvaard. Op dit moment ontbreken voor beide
opvattingen harde bewijzen. Ook de vraag waarom de landsheer
besloot Zwolle het stadsrecht te verlenen, valt moeilijk te
beantwoorden. Een dramatisch verlopen slag tussen Sallandse edelen
en Drenten in 1227 zou echter zeker een rol gespeeld kunnen hebben.
De Zwollenaren slaagden er namelijk in na afloop van de slag in de
gunst te komen van de landsheer.
In de 13de eeuw waren troebelen tussen de landsheer van het
Oversticht, waarvan Overijssel en Drenthe deel uitmaakten, en de
bewoners van die streek een regelmatig voorkomend
verschijnsel. Voor de bestrijding van de moeilijkheden met de
bevolking kreeg de landsheer daarbij afhankelijk van het belang van
de partijen wel of juist niet de steun van de edelen. In een
conflict met de Drenten in 1227 stonden de Sallandse edelen pal
achter hun landsheer, bisschop Otto. Honderden vooraanstaande
edelen, waaronder de heren van Buckhorst en Voorst sloten zich aan
bij het bisschoppelijke leger om de Drenten een lesje te leren. Hun
aanval bij Ane, een buurtschap vlakbij Gramsbergen, liep faliekant
verkeerd af.
De ridders met hun zware wapenuitrustingen kwamen niet vooruit in
de zompige ondergrond en werden één voor één afgemaakt door de met
pijlen, speren en zwaarden uitgeruste Drenten. Het hoofd van
bisschop Otto werd gescalpeerd en zijn lijk werd in het moeras
achtergelaten. Er zouden die dag zo'n 400 Sallandse edelen het
leven hebben gelaten. Ook de heren van Buckhorst en Voorst
overleefden de slag bij Ane niet. De nieuwe landsheer, bisschop
Willebrand, stelde in de daaropvolgende 2 jaar orde op zaken. Omdat
zijn traditionele bondgenoten, de Sallandse edelen, waren
weggevaagd, vroeg hij daarbij Zwolle om hulp. Tot twee keer toe
boden de Zwollenaren de landsheer de helpende hand, ook in
financieel opzicht. Volgens de 18de-eeuwse Zwolse geschiedschrijver
B.J. van Hattum volgde de beloning onmiddellijk: "Dese nieuwe
dienst, door de Zwollenaren aan Bisschop Willebrand bewesen, was
dan ook eindelyk van die uitwerkingen, dat hy het besluit nam het
dorp Zwolle tot een Stad te maken."
Volgens het privilegeboek zou de bisschop de akte van het
stadsrecht hebben uitgereikt op 31 augustus 1230 in de ridderzaal
van het bisschoppelijk paleis naast de Lebuinuskerk te Deventer.
Die bijeenkomst vond daar plaats omdat Zwolle in die tijd kerkelijk
gezien onder het Deventer kapittel viel. Zwolle maakte eeuwenlang
gebruik van de verleende rechten. De nieuwe stad had onder andere
het recht zich te versterken met grachten, planken of muren.
Daardoor kon Zwolle zich beter beschermen tegen mogelijke aanvallen
vanuit nabij gelegen kastelen, zoals het kasteel Voorst. Afgezien
van een deel van een oude stadsmuur, die in 2004 gevonden werd bij
een opgraving op een plek Achter de Broeren, zijn er geen restanten
van de oudste versterkingen van Zwolle teruggevonden. Toch wordt
aangenomen dat Zwolle zich in de 13de eeuw heeft omgeven met een
stenen verdedigingsgordel.
De betekenis van het stadsrecht is groot geweest. Zwolle kreeg er
meer status en macht door. Zo mocht Zwolle binnen de grenzen van de
stad een eigen bestuur kiezen en zelf wetten maken. Ook economisch
gezien gaf het stadsrecht een belangrijke impuls. Vanaf de elfde
eeuw was Zwolle uitgegroeid tot meer dan alleen een agrarische
samenleving. Zwolle begon een rol op handelsgebied te vervullen.
Tussen Melkmarkt en Voorstraat ontstond in de elfde eeuw een
havencomplex, dat rond 1400 opschoof naar het Rodetorenplein. Vanaf
de dertiende eeuw was Zwolle minstens gelijkwaardig aan die twee
andere belangrijke IJsselsteden: Deventer en Kampen.