De stad Zwolle ligt in de Provincie Overijssel, in het Quartier van Zalland, bijna midden in het Zwolsche Carspel. De lugt die men er in ademt, is seer gesont. Ook is de grond, waar op se gebouwd is, middelmatig hoog en sandig. (...) De Yssel- en Vegtstroom plagten ongemeen ryk van visch, en bysonder van Carpers, Baars, en Snoek te zyn. [Hattum, B.J. van, Geschiedenissen der stad Zwolle (1773)].
Er kunnen veel redenen zijn om ergens te gaan wonen. De 18de-eeuwse geschiedschrijver Van Hattum noemt in zijn Geschiedenissen der stad Zwolle twee belangrijke redenen voor mensen uit vroegere tijden: je moet min of meer stevige grond onder de voeten hebben zodat je beschermd bent tegen het water en je moet er voldoende voedsel kunnen vinden. Het gebied dat we nu Zwolle noemen, voldeed al in de prehistorie aan deze voorwaarden: drie hoger gelegen dekzandgronden maakten (tijdelijke) bewoning mogelijk en in de bossen en rivieren waren eetbare planten, vruchten en dieren te vinden.
De eerste aanwijsbare sporen van menselijke aanwezigheid zijn van ongeveer 10.000 jaar geleden. Jagers, vissers en verzamelaars van eetbare planten trokken als nomaden met hun gezinnen door de IJssel- en Vechtdelta. Een archeologische vondst in Ittersumerbroek toonde aan dat hier vanaf de Vroege Bronstijd tot de Vroege IJzertijd (circa 2100-600 v. Chr.) nederzettingen van boeren zijn geweest, die er enkele eeuwen lang huizen en schuren bouwden. Deze eerste landbouwers verdwenen weer omdat een groot deel van het gebied door toenemende overstromingen van de rivieren onder water kwam te staan. Een situatie die vermoedelijk tot het begin van de Romeinse tijd heeft geduurd.
Het grondgebied van het huidige Zwolle lag boven de limes, de grens van het machtige Romeinse rijk. Hoewel de Romeinen een groot deel van West-Europa veroverden, konden ze geen vaste voet aan de grond krijgen over de Rijn. Deze regio had ook niet direct hun warme belangstelling. De streek was te drassig en desolaat. Toch hadden de Romeinen wel degelijk invloed op het leven in deze streek. De schaarse bewoners maakten kennis met muntgeld en kleinschalige vormen van handel. Op de dekzandrug waarop Boschwijk staat, het voormalige landgoed van Rhijnvis Feith, zijn restanten gevonden van een nederzetting uit de eerste eeuwen na Christus. De bewoners hebben er ijzer gesmolten en dat mogelijk met de Romeinen verhandeld.
In de 3de eeuw na Christus zijn Salische Franken vanuit het noorden waarschijnlijk aan de oostzijde van de IJssel beland. Aan deze volksstam zou de naam Salland nog herinneren. Maar ook zij zouden weer vertrekken en met hen vele andere stammen uit de lage landen, die na de ineenstorting van het Romeinse rijk in de vijfde eeuw welvarender gebieden opzochten beneden de grote rivieren. De streek rond onze huidige stad bleef nagenoeg woest en ledig achter, nauwelijks geschikt voor bewoning.
Tot ver na het begin van onze jaartelling bleef de IJssel- en Vechtdelta zeer dun bevolkt. Enkele archeologische vondsten, bijvoorbeeld bij Wijthmen, tonen een min of meer continue bewoning aan, maar tot circa 800 is er niets wat ook maar op het bestaan van een lokale bestuursorganisatie lijkt. Dat veranderde toen de Franken rond dat jaar de Saksen uit deze streek verdreven. De IJssel- en Vechtdelta werd een onderdeel van het rijk van Karel de Grote, dat grote delen van Europa omvatte.
Tussen 800 en 1040 heeft Zwolle vermoedelijk z'n naam gekregen. Uit dat laatste jaar dateert namelijk de oudst bekende vermelding van Zwolle. We kunnen het nog steeds lezen in een akte van de bisschop van Utrecht, de toenmalige landsheer, waarbij hij de Michaëlskerk (de voorganger van de huidige Grote of Sint Michaëlskerk) aan het Lebuinuskapittel in Deventer schonk. Aangenomen wordt dat de naam Zwolle is afgeleid van Suele of Suelle, de Germaanse woorden voor een zwelling of verhoging in het landschap. In dezelfde periode komt ook de IJssel in oude oorkonden voor. In een schenkingsakte uit 797 wordt gesproken over bossen langs de Hisla. Deze naam werd later ook wel geschreven als Isala en werd in onze tijd gekozen als naam van de Zwolse ziekenhuizen.
Zwolle was niet de belangrijkste vestiging in de regio. Deventer was in Salland het centrum op kerkelijk, bestuurlijk en economisch gebied. Maar de bedrijvigheid die dat voor alle plaatsen langs de IJssel met zich meebracht, gaf ook Zwolle een impuls. Vanaf de Karolingische tijd groeide het aantal bewoners in Zwolle vrij snel door toenemende handel met Duitsland. In deze vroege Middeleeuwen moet de stadskern van Zwolle zijn ontstaan. Sporen daarvan zijn onder andere aangetroffen op het Eiland, in de Sassenstraat en in de Voorstraat.
Zwolle had zich in enkele eeuwen ontwikkeld tot een goede plek om te wonen. Met vis uit de Vecht en de IJssel en met melk en vlees van de koeien op de grazige weiden rondom de stad. Een plek dus waarvan je in de woorden van geschiedschrijver Van Hattum met recht kunt zeggen: "Qui manet in Zwolla manet in pinguedinis olla. Van 't welk de sin is, dat Zwolle rykelijk van alle levensmiddelen, om lekker te leven, voorsien is."