Sinds mensenheugenis is het op de tweede dinsdag in de maand juli een drukte van belang in Ommen. Dan is de jaarlijkse Bissing. "De toevloed van menschen is voor zulk een kleine plaats verbazend groot, komende koopers en verkoopers uit zeer afgelegen gewesten hier te samen", zo valt te lezen in een beschrijving uit 1830. "De meeste huizen zijn als dan in herbergen herschapen omdat de gewone logementen op lange na niet kunnen toereiken tot verblijf voor de menige vreemdelingen."
Bissingklokje
Al in 1557 is sprake van de Ommer Bissing. Het begrip is afgeleid van het woord bissen, wat driftig rondlopen betekent en een gangbare term was voor menige jaarmarkt. De markt vond plaats op de Voormars. De Vecht lag dan vol met schepen die de handelswaar aanvoerden. Er waren allerlei dagelijkse of minder gangbare producten te verkrijgen, zoals gereedschap, linnen en vee. Ook werden er klerenkisten verkocht die de naam bissekisten dragen. Oorspronkelijk duurde de Bissing een dag, maar in de 19de eeuw groeide de markt uit tot een driedaags festijn. Op zondagavond na kerktijd liepen de herbergen al vol. Op maandagochtend 11 uur luidde het Bissingklokje op het stadhuis, dat daar sinds 1773 hing, de jaarmarkt in. Hierna werden de standplaatsen van de markt verloot. Op maandag was de linnenmarkt, op dinsdag de jaarmarkt en op woensdag de veemarkt.
Rake klappen
De Bissing was een plaats waar je iedereen kon ontmoeten, om een borreltje te drinken of een meningsverschil uit de wereld te helpen. Dat ging ook wel eens mis. Zo kregen op de Bissing van 1669 de Zwolse stadssecretaris Jacobus Vriesen en jonkheer Herman Schaap van Beerze een woordenwisseling. Het meningsverschil liep uit op een vechtpartij, waarbij de secretaris rake klappen kreeg en zodanig afgerammeld werd dat zijn "hoedt ende paruycke afvielen". Een vechtpartij op niveau, zogezegd. De stadswillekeur bevatte niet voor niets speciale voorschriften waaraan burgers en vreemdelingen zich moesten houden.
Wild wijf
De jaarmarkt was ook een plek van vermaak. Rond 1900 was er bijvoorbeeld een tent met een "wild wijf", dat volgens de eigenaar ergens in de wildernis van Afrika gevangen was, maar niet getemd kon worden. "Om het te bewijzen stak de vrouw dan een bruine arm uit een gat in de achterwand, met om de pols een ijzeren ring met een ketting. Zodra de man was uitgepraat ging het doek open en kon men voor een paar centen de vrouw komen zien. Altijd waren er mensen die er in liepen", zo herinnerde G. Steen zich. Niet voor niets had de Ommer Bissing een sterke aantrekkingskracht op de jeugd. Het schoolverzuim was tijdens deze dagen beduidend hoger.
Omstreden kroeg- en kermisbezoek
De attracties en het drankverbruik bezorgden de Ommer Bissing vroeger een slechte naam in kerkelijke kringen. In 1897 moesten enkele jongelui voor de gereformeerde kerkenraad verschijnen omdat zij tot laat in de avond op straat hadden gelopen en in een herberg waren geweest. In 1918 ging de hervormde kerkenraad een stap verder en vroeg aan de gemeente om geen publieke vermakelijkheden meer toe te staan op de Bissing. In verband met de ernstige tijdsomstandigheden besloot de gemeenteraad op dit verzoek in te gaan. Pas in 1954 bood de gemeenteraad, na verzoeken van kermisexploitanten, ANWB, VVV en de Vereniging van Neringdoenden, weer in beperkte mate ruimte aan een kermis op de jaarmarkt. Als marktplaats verloor de Bissing na de oorlog aan betekenis; voor het toerisme nam het belang alleen maar toe. Er werden zeven extra woensdagen in de maanden juli en augustus aan gekoppeld. Door deze spreiding over de hele vakantieperiode kon veel meer publiek genieten van de Bissing. Nog jaarlijks lokt de eeuwenoude Bissing mensen in drommen naar Ommen.