Wanneer om kwart voor 11 het licht even aan en uit ging, wisten de Hardenbergers dat ze nog een kwartier hadden om hun bed of een petroleumlamp op te zoeken: daarna stopte de stroomlevering. Was er op andere tijden een korte stroomonderbreking, dan was dat het sein voor de zoon van Hendrik Jan Otten dat pa hulp nodig had "op de zaak".
Licht in de duisternis
Na jarenlange discussie over een al dan niet gemeentelijke of particuliere stroomvoorziening, besloot de gemeenteraad van Stad-Hardenberg in 1918 tot het aanschaffen van een "stoomlocomobiel" die circa 400 lichtpunten kon voeden. Hendrik Jan Otten werd aangesteld als machinist-monteur. In de zomermaanden werd er geen stroom geleverd, 's winters alleen 's avonds tot 11 uur. De baten konden de kosten echter niet dekken en vier jaar later, op 26 april 1922, sloten Stad- en Ambt-Hardenberg een overeenkomst voor stroomlevering met de IJsselcentrale in Zwolle. In Gramsbergen had men in 1918 aan de stoommachine van de zuivelfabriek een dynamo gekoppeld, die van zonsondergang tot half 11 stroom leverde. In 1924 werd de Coöperatieve Elektriciteitsonderneming Gramsbergen opgericht.
Van stadspomp tot waterkraan
In dezelfde tijd, in 1925, ontving Hardenberg het rapport Centrale Drinkwatervoorziening voor Noord-Overijssel. Ook dat leverde de nodige discussie op: water uit de stadspompen was gratis, dit kostte geld! Drie jaar later besliste men toch tot deelname, onder voorwaarde dat ingezetenen nimmer de verplichting tot aansluiting kon worden opgelegd. In 1930 werd de Waterleiding Maatschappij Overijssel opgericht. Om een constante druk op de leidingen te krijgen en een buffervoorraad aan te leggen voor het geval het verbruik groter was dan de aanvoer, werd in 1932 in Lutten een 49,20 meter hoge watertoren gebouwd. Onder het, in Nederland unieke, zadeldak ervan bevond zich een vierkant reservoir dat 578 kubieke meter water kon bevatten. Vanuit de toren werden eerst leidingen aangelegd naar de grotere plaatsen. In 1937 was al 80% van de 396 woningen in Hardenberg voorzien van een aansluiting. De 25 gezinnen die op minder dan 40 meter van een pomp afwoonden, mochten die de eerste tijd nog blijven gebruiken. Hierna konden de stadspompen, veelal met een ommanteling van Bentheimer zandsteen, worden afgebroken. Twee van de zeven oorspronkelijke stadspompen bleven gelukkig voor het nageslacht bewaard.
"Kookt op gas"
Tot 1931 beschikte Dedemsvaart alleen over elektriciteit. Gas- en waterleidingen ontbraken nog. Na rijp beraad werd besloten kookgas vanuit de Hoogeveense gasfabriek te betrekken. Op kosten van de gemeente Avereest werd een leiding aangelegd naar Dedemsvaart. Als iedereen echter gelijktijdig zou gaan koken, zou de leidingcapaciteit niet groot genoeg zijn, dus moest er een buffervoorraad gas aangelegd worden. Daarom werd er in 1932 een zogenaamde "natte" telescopische gashouder gebouwd en in gebruik genomen, die tot 1987 dienst heeft gedaan. In de hoogste stand van de "klok", als de gashouder helemaal gevuld was, werd de tekst "KOOKT OP GAS" zichtbaar. Na de komst van aardgas in 1963 werden bijna alle 200 Nederlandse gashouders gesloopt. Dankzij de inspanningen van de Historische Vereniging Avereest is de Dedemsvaartse echter, als enige nog complete gashouder in Nederland, bewaard gebleven. Na een lange periode van leegstand als rijksmonument is hij nu een ruimte geworden voor culturele en educatieve activiteiten.