In het voorjaar van 1744 brak de Snipperlingsdijk ‒ voor de zoveelste keer ‒ door. De landerijen voor de Berg- en Brinkpoort overstroomden. Er was geen scheepvaart meer mogelijk en de weg naar Borculo en Duitsland was onbegaanbaar geworden. Hendrik Lindeman maakte daarop een plan om de weg weer begaanbaar en de Schipbeek bevaarbaar te maken. Het stadsbestuur ging akkoord. Binnen 14 dagen klaarde Lindeman de klus. De gaten in de dijken werden gedicht met resten van de middeleeuwse binnenmuren.
Möllen Lindeman
Lindeman was een voortvarend ondernemer. Hij begon in 1726 aan de Polstraat een olie-, pel- en cementmolen met zeepziederij, opende een postwagendienst op Munster, Dusseldorf en Dortmund en bouwde in 1745 ten zuiden van de stad de molen De Hoop. Hij kreeg de bijnaam Möllen Lindeman toen hij in 1755 de stadswatermolen in erfpacht kreeg en er een ijzergieterij begon. In 1826 werd dit de bekende ijzergieterij Nering Bögel.
Deventer molens
Tot ongeveer 1830 waren, naast de watermolen, de vele tred- en
windmolens de enige vorm van mechanisering van arbeid die de stad
kende. In 1808 telde Deventer er zo'n 30.
Buiten de Noordenbergpoort bestond al lang een pre-industrieel
molenpark. Op 16de-eeuwse plattegronden zijn maar liefst elf molens
ingetekend. In 1879 stonden er op het Molenbolwerk nog drie. Van
alle molens in de stad is tegenwoordig alleen de in 1863 gebouwde
Bolwerksmolen, een houtzaagmolen, nog in volle glorie te
bewonderen. De stad kende ook een aantal rosmolens, die door
paarden werden aangedreven, zoals de Sliepmölle in een
oude waltoren aan de Smedenstraat en de gruttersmolen van Hendrik
Broekhuizen in een toren achter de Walstraat. In 1834 startte Van
der Lande in de Bergstraat een rosmolen waar hij raap- en lijnolie
sloeg.
Steenfabrieken
Grootschalige productie was er ook bij de steenfabrieken langs de IJssel. De grote stadsbrand van 1334 zorgde voor een enorme behoefte aan stenen. Langs de rivier werden steenovens gebouwd. Deze bedrijfstak groeide in de 19de eeuw uit tot industriële omvang met diverse steenfabrieken, waar machines op stoomkracht stenen persten.
Industriële pioniers
Deventer kende in de 18de eeuw nog een groot aantal koopmansfamilies. Enkele daarvan zien we als vroege industriëlen terug. Hendrik Lindeman mag gerust de pionier van de Deventer industrie genoemd worden. Daarnaast zijn Jan de Lange en Hendrik Jan Ankersmit bekende namen. De Lange vestigde zich in de 18de eeuw als zelfstandig drukker op de Brink en Ankersmit begon in 1799 aan de Polstraat 10 een manufacturenhandel. Zijn zoon stichtte in 1860 de textielfabriek Ankersmit. Ook de al genoemde Gerrit van der Lande was zo'n vroege ondernemer. Hij legde in 1834 de basis voor Noury & Van der Lande. Klaas ten Have stichtte in 1828 de kruidenierswinkel, annex tabakskerverij en koffiebranderij Het Wapen van Antwerpen. De koffiebranderij Ten Have bestaat nog steeds. Uit de eerste helft van de 19de eeuw kunnen ook nog genoemd worden de familie Van Delden, de molenmaker Ten Zijthoff & Zn. en de sigarenfabrikant Verwey.
Het stadsbestuur als ondernemer
In 1776 schreef het stadsbestuur een prijsvraag uit om een fabriek te stichten waar armlastigen te werk konden worden gesteld. Na moeizame beginjaren groeide het bedrijf tenslotte uit tot de Koninklijke Vereenigde Tapijtfabrieken. Het stadsbestuur stichtte in 1806 zelf aan het Noordenbergschild de "armenfabriek". Er werden wollen sokken en handschoenen van leer gemaakt. Met de inkomsten van de fabriek bekostigde de stad deels de zorg aan hulpbehoevenden.