In de nacht van 13 op 14 januari 1916 joeg in Noord-Holland een zware noordwesterstorm het water over de Zuiderzeedijken. In de morgen brak op elf plaatsen de Waterlandse dijk en kolkte het zeewater het land binnen. Heel Waterland en de oostelijke Zaanstreek kwamen blank te staan. Bij de Anna Paulownapolder brak de Amsteldijk. Twee polderbewoners verdronken. Van 22 op 23 februari kwam er een noordooster sneeuwstorm overheen. Pas maanden later was het rampgebied weer begaanbaar. De watersnood van 1916 en de reusachtige schade gaven de doorslag voor de uitvoering van de Zuiderzeewerken, waarvoor het parlement in 1918 toestemming gaf. Voor de Noordkop waren de aanleg van de Wieringermeerpolder en de Afsluitdijk het meest direct van betekenis.
Plannen voor afdamming van de Zuiderzee en inpoldering van de gronden bij Wieringen waren niet van vandaag of gisteren. De sluizen in de Afsluitdijk bij Den Oever dragen de naam van Hendrik Stevin, de zoon van de grote wiskundige Simon Stevin, die al in 1667 een geniaal, maar destijds technisch onuitvoerbaar plan had bedacht. Hij was niet de enige. Maar indirect was zijn werk een inspiratiebron voor de plannen die de jonge ingenieur Cornelis Lely in 1891 presenteerde. De uitvoering stuitte toen op veel tegenstand. Behalve technische en financiële kwesties waren er uiteenlopende belangen in het geding, van de haringvissers in de Zuiderzee die hun broodwinning verloren zagen gaan, tot defensiespecialisten die vreesden dat Nederland bij een vijandelijke invasie via de nieuwe dijk eenvoudig onder de voet werd gelopen. Dat Lely in 1918 als minister van Waterstaat persoonlijk zijn Wet ter Droogmaking van de Zuiderzee door de Kamer kon loodsen, kwam de uiteindelijk snelle besluitvorming ten goede.
Als eerste onderdeel van de Zuiderzeewerken werd in 1920 een dam van 2,5 km gelegd in het Amsteldiep, tussen Wieringen en de Van Ewijcksluis in de Anna Paulownapolder, de 'Korte Afsluitdijk'. Om de Wieringermeer kwam een ringdijk. In 1930 viel de polder droog. Voor het werk aan de 30 kilometer lange Afsluitdijk werd op Wieringen ten oosten van de bestaande haven van Den Oever, een werkpoldertje aangelegd, net als bij Kornwerderzand in Friesland. Aan de Noord-Hollandse kant werden hier de drie maal vijf uitwateringssluizen en de 2000-tons schutssluis voor de scheepvaart van het Stevin-sluizencomplex gebouwd.
Door het leger dijkwerkers verdubbelde tijdelijk niet alleen het aantal inwoners van het dorp Den Oever, maar van heel het voormalige eiland Wieringen. De gewone arbeiders werden gehuisvest in barakken in de buurt van Zurich, Den Oever en bij het werkeiland. De opzichters en ingenieurs waren beter af. Verspreid over Wieringen werden voor hen vier ruime, luxueuze villa's neergezet. Lely liet voor zichzelf ook een villa bouwen, de nog altijd bestaande, rietgedekte villa in Westerland met de toepasselijke naam 'Waterkeer'. Hij overleed echter in 1929 op 75-jarige leeftijd, ruim drie jaar vóór de afronding van zijn levenswerk.
Op 28 mei 1932 werd het laatste stroomgat in de Afsluitdijk gedicht. Het oude eiland Wieringen en de Wieringermeer lagen voortaan aan het IJsselmeer. De Noordkop was over de dijk weer verbonden met het vasteland van Friesland, net als vóór het ontstaan van het Almere en de Zuiderzee.