Wat begon als bijzaak voor Aalsmeerse kwekers groeide uit tot een wereldwijde business. Een stap daartoe werd gezet in 1908. Op de Gentse Floraliën presenteerden Aalsmeerse kwekers toen voor het eerst als collectief hun producten in het buitenland. Het was een nieuwe wijze van samenwerken en promotie maken. Tuinders speelden in op nieuwe kansen. Ontstond er vraag naar seringen? Aalsmeer leverde seringen. Nederland werd te klein voor de kwekers.
Het oude Aalsmeer was een dorpje van vissers - water genoeg met het Haarlemmermeer en de Westeinderplassen voor de deur. Het dorp was beroemd om zijn paling. Ook verdiende de bevolking aan katoenblekerijen. De Schinkelpolder leende zich hier uitstekend voor. In naburige polders had je ook blekerijen, getuige de Amstelveense Bleekerskade. Zoals dat gaat, machines namen na verloop van tijd het bleken over. Gelukkig was er het turfwinnen nog. De smalle stukken grond die bij het vervenen overbleven, waren geschikt om bomen te kweken. Er was namelijk vraag ontstaan naar fruitbomen. De stap van vrucht- naar laanbomen is niet groot. Herenboer Amersfoordt uit Haarlemmermeer was lang niet de enige die in Aalsmeer bomen kwam uitzoeken. Tuinders speelden met groenblijvende gewassen als buxus, taxus en hulst soepel in op de aanleg van baroktuinen. En niet te vergeten haagbeukjes, want die pasten ook prima in de geometrische inrichting van stadstuinen en op buitenplaatsen.
Dat de grond onder de jonge bomen in de tuinderij onbenut bleef, moet een kweker in het begin van de achttiende eeuw op het idee hebben gebracht er eens aardbeien te poten. Die bleken er prima te gedijen. En ze vonden aftrek. Van half juni tot eind juli zag je tuinders hun pramen vol met aardbeien varen naar de Aardbeienbrug in de Uiterweg. De vruchten gingen daar aan boord van het 'aardbeziënveer' dat de oogst naar de stad bracht. Uit die tijd dateert de vlag van Aalsmeer met drie horizontale banen: rood (de vrucht), groen (het blad) en zwart (de grond).
Het hoogtepunt van de aardbeiencultuur lag rond 1880. Nadien drong de vraag naar snijbloemen de zomerkoninkjes uit beeld. Rozen waren bijvoorbeeld zeer gewild. Afhankelijk van de vraag verschoof het accent in het assortiment van de kweker. De buxus raakte uit de gratie, dahlia kwam in de mode. Het was bij de tuinders in die jaren een beetje van alles wat. Zolang het maar geld opleverde. Een succes was het vervroegd in bloei krijgen van seringen, door die, nadat ze op het bovenland tot ontwikkeling waren gekomen, met kluit en al naar de kas te brengen. In die warme omgeving trok je ze versneld in bloei. De teelt onder glas nam een grote vlucht.
Om verzekerd te zijn van een goede prijs, besloot een groepje kwekers voortaan al hun potplanten naar een veiling in het dorp te brengen. Bovendien hoefden ze dan niet meer naar de stad met hun handel; de kopers kwamen nu naar de Aalsmeerse potplantenveiling. Enkele jaren na de collectieve presentatie in Gent richtten tuinders in Aalsmeer-Oost de coöperatieve veilingvereniging Bloemenlust op. Dat was in januari 1912. Diezelfde maand kwam er in het centrum van het dorp een tegenhanger tot stand, de coöperatieve vereniging Centrale Aalsmeerse Veiling (CAV). Tuinders konden aanvankelijk kiezen naar welke veiling ze hun producten brachten, maar nog geen tien jaar na de start werd er een grens door het dorp getrokken. Dat voorkwam overigens niet dat er grensperikelen ontstonden.
In plaats elkaar te bestrijden, besloten beide coöperatieve verenigingen in 1968 te fuseren. Prins Claus reed in 1972 naar Aalsmeer om het immense complex van de Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer (VBA) te openen. De fusie kwam de omzet ten goede, die verviervoudigde in de eerste tien jaar. Het logo van de VBA symboliseerde de samenwerking: twee stelen vormen één bloem. Het complex bleek al snel te klein te zijn. De ene uitbreiding volgde op de andere. Honderd jaar na de Aalsmeerse deelname aan de Gentse Floraliën leek het de Aalsmeerse kwekers raadzaam samen te gaan met de concurrerende grote veiling in het Westland. Zo ontstond in 2008 FloraHolland. Het complex in Aalsmeer is het grootste veilinggebouw in de wereld. Het groeide over de gemeentegrens met Uithoorn heen. Tachtig procent van alle bloemen en planten die bij FloraHolland worden verhandeld, vinden hun weg naar het buitenland. Dat Schiphol vlakbij ligt, speelt zeker mee. Op de vestigingen van FloraHolland passeren zo'n twaalf miljard snijbloemen per jaar de veilingklok. Daarnaast wordt een half miljard planten verhandeld.
Bij dit grootschalige gebeuren zou het plaatselijke bloemencorso dat in 1931 voor het eerst op stap ging, magertjes afsteken. Toch was dat corso zo'n succes, dat het in 1933 uitgroeide tot een regionaal evenement. Iedere buurt in Aalsmeer tekende voor een eigen wagen in de stoet. Want Aalsmeer mag dan wereldwijd actief zijn, van oudsher speelt het eigen karakter van de buurten in het dorpsleven een belangrijke rol.