Door Paul Post
In 1341 werd in Alkmaar een gasthuis gesticht, het Onze Lieve Vrouwegasthuis. Het stond in de Langestraat op het terrein waar zich nu het stadhuis bevindt. Gasthuizen boden onderdak aan vermoeide reizigers en arme burgers, maar bezaten ook een ziekenzaal. In die ziekenzaal werden de armlastige zieken zo goed mogelijk verzorgd, maar veel medische kennis bezat men niet. Wie ernstig ziek was, had weinig kans het gasthuis levend te verlaten. De hygiënische omstandigheden waren slecht. Meerdere zieken lagen in één bed, soms dood en levend naast elkaar. Wie het zich kon veroorloven liet zich dan ook liever thuis verplegen.
Alkmaar kende in de loop der tijden verschillende gasthuizen. Zo was het huidige Waaggebouw ooit het Heilige Geest Gasthuis. In de 18e eeuw waren er nog twee gasthuizen over die in 1785 fuseerden tot het St. Elisabeths Mannen- en Vrouwengasthuis. Dit was gelegen aan de Paternosterstraat bij de Grote Kerk.
Door de groeiende medische kennis in de loop der negentiende eeuw kwam de nadruk meer te liggen op genezing dan op verzorging. Erg professioneel ging het er overigens niet aan toe. De leiding van het gasthuis berustte bij een ziekenvader en ziekenmoeder. Toen er in 1891 een vacature was, benoemde men een Alkmaars kruideniersechtpaar. De man werd enkele jaren later op het matje geroepen wegens langdurig intiem contact met een patiënte.
De naam van het gasthuis veranderde in het begin van de 20e eeuw in 'Stadsziekenhuis'. De behuizing werd te krap en toen in de jaren twintig de Cadettenschool werd opgeheven bleek dat een mooi alternatief voor het ziekenhuis. In 1930 verhuisde het ziekenhuis naar de Wilhelminalaan. Het ziekenhuis had inmiddels een regionale functie gekregen en de omliggende gemeenten betaalden mee aan de kosten. De naam werd daarom veranderd in 'Centraal Ziekenhuis'.
Inmiddels hadden de katholieke Alkmaarders een eigen ziekenhuis opgericht, het Sint Elisabethgesticht, later St. Elisabethziekenhuis. In 1897 begon men in de Emmastraat met vierentwintig bedden. In 1927 werd een nieuw gebouw geopend aan de Van Everdingenstraat, dat vervolgens uitgroeide tot een professioneel ziekenhuis met in 1965 ca. vierhonderd bedden (het 'Centraal' had er toen vijfhonderd). Het ziekenhuis riep in het begin nogal wat weerstand op vanuit protestante hoek. Het 'neutrale' Centraal Ziekenhuis was bedoeld voor iedereen en het katholieke initiatief werd gezien als een missiepoging. De gevreesde 'verroomsing' van Alkmaar viel echter wel mee en het ziekenhuis groeide uit tot een volwaardig tweede ziekenhuis in de stad.
Er was wel altijd enorme concurrentie tussen beide ziekenhuizen. Beschikte het ene ziekenhuis over een nieuw apparaat, dan werd dit kort daarna ook door het andere ziekenhuis aangeschaft. Zodra een van beide ziekenhuizen de tarieven aanpaste, volgde de ander direct om maar geen patiënten te verliezen. Het verhaal gaat ook dat de beide directeuren op de Kennemerstraatweg elkaar vriendelijk toewuifden, maar nooit de weg overstaken.
Het gevolg hiervan was dat Alkmaar twee gelijkwaardige ziekenhuizen telde die allebei een breed basispakket boden. Voor speciale behandelingen moesten patiënten uitwijken naar de grotere ziekenhuizen in Amsterdam. Steeds meer begon men in te zien dat alleen een fusie de mogelijkheid zou bieden om in Alkmaar een groot ziekenhuis te bouwen met een volwaardig dienstenpakket. Er was heel wat overleg voor nodig, maar in 1974 fuseerden beide ziekenhuizen tot het Medisch Centrum Alkmaar. Dat de fusie een succes is geworden blijkt wel uit het feit dat het MCA nu behoort tot de zesentwintig Topklinische Opleidingsziekenhuizen in Nederland, waar men hooggespecialiseerde medische zorg kan verlenen.