Het begint met turf

Tijd van steden en staten

In de geschiedenis van Waalwijk en De Langstraat is de turfwinning van essentieel belang. De ontginningen vormen de basis voor het slagenlandschap.

Het grondgebied van de huidige gemeente Waalwijk maakt ongeveer 1000 jaar geleden deel uit van een gebied dat het Hollandveen wordt genoemd. Gedurende duizenden jaren daarvoor is dit waterrijke gebied bedekt met metersdikke lagen dode en levende planten. Ideale omstandigheden voor de vorming van veen. Rond het jaar 1000 beginnen de eerste kleinschalige ontginningen. Die starten vanuit de zuidelijke oeverwal van De Maas, een rivier die toentertijd slingert in een gebied iets ten noorden van de huidige Bergse Maas.

Groepjes boeren voeren de eerste ontginningen vanuit de Maasoever haaks op de rivier uit. Zij graven sloten en dijkjes rondom een ontginningsblok waardoor het perceel watervrij wordt. Hiermee creëren ze eigen stukjes landbouwgrond en voorzien ze in hun levensonderhoud door een combinatie van akkerbouw en veeteelt. Eind dertiende eeuw krijgt de ontginning een ander doel. Niet de agrarische functie maar de turfwinning staat dan voorop. Dat komt omdat in de Hollandse steden de behoefte aan turf voor brandstof sterk toeneemt door de bevolkingsgroei en toenemende welvaart.

De graaf van Holland heeft dan het grootste gedeelte van het veengebied onder zijn gezag en geeft vergunningen (moerconcessies), uit om turf te winnen. De eerst bekende en beschreven uitgifte dateert uit juni 1293. Hierna stijgt het aantal snel. In de veertiende eeuw komt een grote golf uitgiften tot stand die in de twee eeuwen daarna, geleidelijk weer afneemt.

De Graaf van Holland verkoopt de moeren aan moerkopers, kapitaalkrachtige heren die op hun beurt mensen zoeken om het zware werk van turfwinning uit te voeren. Die worden ook wel kolonisten genoemd en komen vooral uit het land van Heusden en Altena. Ze vestigen zich op de meest droge gebieden, in primitieve onderkomens en dicht bij elkaar. Die nederzettingen groeien uit tot kleine boerderijen met omwalde akkertjes met daaromheen of in de buurt wat weidegrond. Daaruit vormen zich in dit verder moerassige gebied de eerste dorpskernen van de huidige gemeente Waalwijk.

Bijna de hele bevolking vindt rond 1300 haar bestaan in de turf: met steken, de handel of het vervoer per schip.

Hoe gaat in die dagen de ontginning in haar werk?
De ontginners krijgen van de moerkoper een slag, ook wel hoeve genoemd, toegewezen. De afmetingen hiervan zijn steeds gelijk: 400 roeden lang en 24 roeden breed; in meters, afgerond, 1.600 x 100. Deze ''rauwe moer" wordt eerst ontwaterd door het graven van slootjes en greppels die in grensvaarten uitmonden. Dat water wordt weer geloosd in beken of vaarten die namen hebben als Kerkvaart, Vrouwkensvaart, Willem van Gentsvaart, Nieuwevaart en Hogevaart. De vaarten komen uit op een haven die weer aansluit op de Maas. De havens zijn niet meer dan kades waar mogelijkheden van op- en overslag aanwezig zijn. En zo ontstaat een complex van waterwegen inclusief sluizen. Die zijn nodig omdat er sprake is van grote verschillen in waterstand in het gebied. Ook wisselkommen, duikers en bruggen maken deel uit van het systeem; dat alles om een vlotte turfvaart mogelijk te maken. Voor het vervoer van de turf door de vaarten tot aan de grotere overslagplaatsen worden schepen met een geringe diepgang gebruikt, zogenaamde platbodems. Ze varen in grote konvooien om de vele hindernissen onderweg gezamenlijk door te kunnen varen en daardoor zo min mogelijk waterpeil te verliezen.

De eindbestemming van de turf zijn de Hollandse steden, met als belangrijkste Dordrecht. Maar de ontginners varen ook verder zoals naar Delft waar de Brabantse Turfmarkt nog altijd herinnert aan de tijd dat schippers uit deze streek er hun turf losten. In een gebied dat zo doorsneden wordt door waterwegen en gedeeltelijk nog uit moerassen bestaat, moet voortdurend strijd worden geleverd met het water. Steeds weer bedreigen overstromingen deze regio. De St. Elisabethvloed in november 1421 verandert het landschap ingrijpend. Grote delen van de toen bestaande dorpen verdwijnen onder water. In de zuidelijk gelegen droge gebieden gaat de turfwinning nog door. Tenslotte komt er door uitputting van de turfgronden en vernielingen van spuien en bruggen door lokale twisten en oorlog, ook dáár een einde aan de grootschalige turfwinning. Wat gedurende twee eeuwen het voornaamste middel van bestaan in onze gemeente is geweest, wordt geschiedenis. Slechts hier en daar aan de randen is het nog enigszins lonend en wordt nog tot in de vorige eeuw turf gewonnen voor eigen gebruik of voor wat neveninkomsten.

Bijdrage: Leon Baaten

Bergse Maas: De loop van deze rivier is na de St Elisabethvloed in 1421 nagenoeg geheel verdwenen. De huidige Oude Maas is een door de vloed gevormde getijdegeul en wordt aanvankelijk Gantel genoemd. De huidige naam is dus in feite onjuist.

Wisselkommen
: Plaatsen waar ze elkaar konden passeren.