Schoenfabrieken en leerlooierijen vormden lang de economische basis van Waalwijk en omstreken. Gemaakt wordt er nu niet veel meer, maar de handel in schoenen en leer bloeit.
De geur van leer en lijm en de stank van brandende snippers zijn verdwenen uit de Langstraat. Echte schoenmakers zijn er nog wel, maar ze worden schaars. Het oude ambacht sterft uit in deze contreien. Alleen in oude aardrijkskundeboeken wordt de Langstraat met Waalwijk als hoofdstad nog genoemd als centrum van de schoen- en lederindustrie. De rest is bijna geschiedenis.
Het is geen toeval dat de Langstraat de wieg is van de schoenmakers en leerlooiers. De natuur heeft daarbij een handje geholpen. Koeien leveren het leer. Het riviertje De Loint zorgt voor stromend water en het schrale land voor eikenbomen. Meer is er niet nodig om leer te kunnen looien. En dan is het handig dat er goedkope arbeidskrachten zijn die schoenen en andere producten maken van dat leer.
Al in de achttiende eeuw worden in Waalwijk en omgeving schoenen gemaakt. Simpele schoenen, die het verschil tussen links en rechts nog niet kennen. Het is vooral huisvlijt. Dat blijft jaren zo. Sappelen voor een magere boterham, grote huishoudens en weinig geld. Toch voelen velen zich geroepen door het leer en de schoenen. In 1810 bijvoorbeeld zitten 750 mannen in het schoenmakersvak, dat is eenderde van de beroepsbevolking. Zeventig jaar later zijn het er 7.000.
Huisvlijt is er dan nog altijd, maar ook de fabrieken zijn in opkomst, kleine en grote. Het aloude handwerk wordt verlicht door machines. De stikmachine is een uitvinding van jewelste. Schoenen worden beter en goedkoper. De markt groeit door een stijgende vraag vanuit de steden waar ook arbeiders voortaan een fatsoenlijke schoen kunnen betalen. De leerlooiers profiteren mee.
Stoomfabrieken verrijzen. Stikmachines krijgen gezelschap van gas- en elektromotoren die het productieproces vereenvoudigen en versnellen. Tegen het einde van de negentiende eeuw worden rond de 2,5 miljoen paar schoenen per jaar gefabriceerd in de Langstraat. De groei zit er stevig in tot de laatste jaren van Eerste Wereldoorlog. Daarna is het worstelen om boven te komen. De Nederlandse schoen- en lederindustrie krijgt te maken met buitenlandse concurrentie, totdat in 1923 een 'schoenenwetje' de import van schoenen sterk aan banden legt.
De fabrieken en looierijen beleven gouden tijden. Van Schijndel, Timtur, Van Haren, Hollandia en noem maar op, voeren de productie op tot grote hoogte. De toeleveringsbedrijven van fournituren, garens, zolen en machines liften dankbaar mee op het succes van de Langstraatse schoen. En dan gaat het mis. De grenzen in Europa gaan open, de concurrentie vanuit vooral het goedkope Italië slaat toe. De looierijen krijgen te maken met scherpe milieu-eisen, waardoor Nederlands leer te duur wordt. Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw groeit de productie voor de laatste keer. De geur van leer en lijm verdwijnt langzaam maar zeker uit de straten van de Langstraat.
De doodstrijd is begonnen en kent vele verliezers. Een paar bedrijven probeert hardnekkig vol te houden. In de aanloop naar de laatste eeuwwisseling is de malaise compleet. Het bedrijfschap voor de schoenenbranche spreekt in 1993 over een historisch dieptepunt. In een interview in dagblad Trouw zegt Paul Snels, directeur van Jimmy Joy kinderschoenen (Waalwijk), op 1 december van dat jaar: 'Malaise? Ja, die is er wel. Ik heb dit jaar elf mensen ontslag gegeven. Dat had niet gemoeten. Ook heb ik voor het eerst werktijdverkorting aangevraagd. Het is een feit: ik kan mijn schoenen niet opvreten'.
Het is dus slecht, bar slecht in de schoenindustrie. De cijfers liegen niet. Begin jaren zestig werken nog 16.000 mensen in de schoenindustrie. Ruim dertig jaar later zijn het er nog maar 2.500. En nu, anno 2010, stokt de teller bij een paar handen vol. Fabrieken hebben hun productie verplaatst naar goedkope landen. De Waalwijkse schoenen komen voortaan uit het Verre Oosten, Portugal, het voormalige Oostblok en Spanje.
En toch hebben de oude aardrijkskundeboeken nog altijd gelijk: Waalwijk is nog steeds het centrum van schoenen en leer. Niet meer van de productie, maar van de handel. Tientallen bedrijven laten schoenen in het buitenland maken om ze vanuit Waalwijk te verhandelen. Jaarlijks worden naar schatting 300 miljoen paar schoenen, voorzien van een Waalwijks (Langstraats) stempel, de wereld over gestuurd. Daarmee is Waalwijk de ongekroonde schoenenhoofdstad van West-Europa.
Bijdrage: Sjaak Koolen