Van alle molens in de gemeente Grave is er nog maar één over: de beltkorenmolen 'Bergzicht' in Gassel uit 1817. De Gasselse molen staat op een 'belt' van baksteen. 'Bergzicht' verwijst waarschijnlijk naar de nabij gelegen 'Heese Berg' op de Gasselse heide, een gebied waar na 1900 veel bouwzand is afgegraven, waardoor ook de veldnaam 'Berg' is verdwenen.
De Gasselse molen heeft niet alleen koren gemalen, maar ook eikenschors voor leerlooierijen. Het is de enige nog bestaande Brabantse achtkant (een type molen). De molen is herhaaldelijk gerestaureerd. In 1962 is de achtkant met riet gedekt. Het jaartal 1808 op de molen is afkomstig van een andere molen die in 1814 door Franse bezettingstroepen is vernield. Tegenover deze molen, richting Maas, heeft vanaf het begin van de negentiende eeuw een inmiddels verdwenen windhoutzaagmolen gestaan.
Alle molens van vóór 1794 zijn zogenaamde 'heerlijke molens'. De heer bepaalt waar de molens staan, wie bij welke molen zijn graan mag laten malen, welke heffingen er aan de heer betaald moeten worden en aan wie de pacht wordt uitbesteed. Daar staat tegenover dat hij ook de vele reparaties betaalt, want molens vragen veel onderhoud. Alle molens in het Land van Cuijk worden verpacht door de rentmeester der domeinen in Grave. Het maalloon voor de pachter bedraagt 1/16e deel van het aangeboden graan. Alle inwoners van Grave, Escharen, Gassel, Tongelaar en Neerloon moeten de Graafse molens gebruiken. In 1308 staat er al een molen in Grave. De stad heeft in het midden van de zestiende eeuw twee rosmolens, een watermolen op de molengang tussen Hampoort en Oude Haven en drie windmolens. Nadat Willem van Oranje pandheer is geworden (1559) komen er nieuwe bolwerken en worden de windmolens daar op gezet. Na de sloop van de vestingwerken is alleen de molen op het Oranjebastion herbouwd, en wel bij de pegelbrug, nu Lovendaalsingel. Hij is in 1948 wegens bouwvalligheid gesloopt.
In 1798 wordt de molendwang afgeschaft en als eerste wordt in 1808 in Gassel de molen 'Bergzicht' gebouwd. In 1818 volgt Escharen met een stenen beltkorenmolen met een brede, schuine romp. In 1955 wordt hij afgebroken omdat hij niet meer rendabel is. In 1856 komt er onder Escharen een tweede molen, een zogenaamde grondzeiler. Hij wordt 'Kouwenoord' genoemd, naar een veldnaam ter plaatse. In 1878 slaat er de bliksem in en in 1939 wordt hij tot op de onderbouw gesloopt. Een motormaalderij neemt tot 1974 zijn functie over.
De Molenvijver
In 1985 wordt in het Raamdal een visvijver uitgegraven. Daarbij vindt de Graafse amateur-archeoloog Jo de Wit in het Esters broek resten van een knuppelweg bestaande uit boomstammen en resten van een watermolen. De vindplaats van de molen levert fragmenten van molenstenen, hout en aardewerk en munten op. Op basis van die resten wordt de molen gedateerd op de twaalfde eeuw. De visvijver krijgt de naam 'Molenvijver'.