Als je ziek bent ga je naar de dokter. Je vertrouwt er op dat hij of zij naar je luistert, je onderzoekt en je misschien een medicijn geeft zodat je weer beter wordt. Soms moet je voor verder onderzoek naar een ziekenhuis.
Aderlaten en bloedzuigers
Het vertrouwen in de medische wereld was vroeger niet zo groot. Het was vroeger echt pech hebben als je ziek werd of een ongeluk kreeg. Je kon aan iets simpels als een griep al doodgaan. Of je weer beter werd, was vaak een kwestie van geluk. De medische wetenschap had vroeger nog niet zoveel kennis en er waren minder goede medicijnen. Antibiotica waren bijvoorbeeld nog niet uitgevonden. De mensen geloofden dat aderlaten een manier was om iemand beter te maken. Bij aderlaten gaat het er om dat de patiënt veel bloed verliest. Er werd gedacht dat de ziekte op dat moment samen met het bloed het lichaam verliet. Een welgestelde patiënt kon zich een chirurgijn veroorloven, dat was een soort dokter die in elk geval iets geleerd had over de werking van het lichaam. Patiënten met weinig geld moesten het doen met de plaatselijke barbier. Een barbier was een soort kapper die op allerlei wijzen, zo ook met aderlaten, geld bijverdiende. De chirurgijn of barbier sneed met een mes in de patiënt waardoor er veel bloed uit de wond kwam. Vaak gingen mensen, die ook al verzwakt waren door de ziekte, dood aan dit bloedverlies. Ook werden er weleens bloedzuigers gebruikt, die zogen zich vol met bloed en wanneer ze loslieten zat er een wondje dat erg bloedde. Eén dokter in Drenthe werd zelfs de bloedzuigerdokter genoemd. Dokter Vos Houwink woonde tussen Meppel en Havelte. Hij kweekte zijn eigen bloedzuigers in een drassig terreintje bij zijn huis.
Bijgeloof
Tot de 19e eeuw was de dood veel vanzelfsprekender voor mensen dan tegenwoordig. De dood hoorde er gewoon bij. Wanneer je tijdens je leven 10 kinderen kreeg, gingen er altijd wel een paar dood aan ziektes. Ook kon je zelf doodgaan of je familie of je vrienden. Niemand was veilig. Hoe je het precies kon voorkomen was niet duidelijk. Daarom waren mensen erg bijgelovig. Door dingen wel of niet te doen dachten ze invloed te hebben op hun lot. Niet onder een ladder lopen, niet het pad van een zwarte kat kruisen, op hout afkloppen en ga zo maar door. Omdat de medische handelingen zoals aderlaten en bloedzuigers niet goed hielpen, gingen de mensen aan de slag met zelfgemaakte middeltjes. Veel vertrouwen hadden mensen niet in doktoren.
Het eerste ziekenhuis
De medische wetenschap ontwikkelde zich door opleiding en kennis. In 1895 kwam in Meppel het eerst ziekenhuis van Drenthe. Meppel werd als eerste vestigingsplaats gekozen, omdat er veel zieken waren. Dit kwam doordat de mensen in de stad dicht op elkaar woonden en de hygiëne slecht was. Besmettelijke ziekten verspreiden zich daardoor snel. Destijds was nog niet bekend dat veel ziektes werden veroorzaakt door het vieze drinkwater en de slechte hygiëne. Drinkwater werd uit een put, sloot of rivier gehaald. Dat water kon vol bacteriën zitten. En die ziekteverwekkers, zoals bacteriën, parasieten of algen, kon je vaak niet met het blote oog zien. Mensen wisten gewoon niet dat het bestond. Door vies water werden mensen ziek en kregen diarree. Pas later werd bekend dat schoon drinkwater en persoonlijke hygiëne, zoals jezelf goed wassen, veel ziektes kan voorkomen. Het schoonmaken van wonden werd niet echt als belangrijk gezien waardoor er makkelijk koudvuur kon ontstaan dat weer tot de dood kon leiden. Tegenwoordig weten we dat juist wondverzorging erg belangrijk is voor de genezing. In onze ogen gingen mensen vroeger vaak onnodig dood.
In het begin van de twintigste eeuw kwamen er steeds meer ziekenhuizen. In 1913 kwam het Bethesda ziekenhuis in Hoogeveen. Emmen kreeg, ondanks dat er veel mensen woonden, pas in 1938 een ziekenhuis.