Dwangkolonie Veenhuizen

Tijd van burgers en stoommachines

Opvang voor wezen
Doordat zoveel arme mensen aan het begin van de negentiende eeuw niet meer voor hun kinderen konden zorgen, puilen de weeshuizen in de grote steden uit. Het onderhouden van de weeskinderen en vondelingen kostte gemeenten veel geld.

Drie gestichten in Veenhuizen
Johannes van den Bosch meldde de koning dat hij goedkoper voor de kinderen kon zorgen. Hij liet in Veenhuizen drie grote gebouwen neerzetten voor de opvang van de wezen uit de grote steden. De gebouwen werden het Eerste, Tweede en Derde Gesticht genoemd. Weeskinderen en vondelingen uit heel Nederland gingen tussen 1823 en 1825 op transport naar Drenthe. In ieder gesticht konden 1200 kinderen wonen. Maar omdat er niet genoeg kinderen kwamen om alle drie de gestichten te vullen, werd het Tweede Gesticht gebruikt voor de opvang van bedelaars en zwervers. Zij werden verplicht naar de kolonie Veenhuizen gestuurd. De bedelaars en zwervers werden in Veenhuizen 'verpleegden' genoemd. De overheid wilde de mensen 'genezen' van het zwerven en het bedelen. De meesten van hen verbleven zo'n 3 jaar in Veenhuizen.

Een woest en leeg land
Voordat de eerste mensen naar Veenhuizen kwamen, moest er veel gebeuren. Zo waren er bijvoorbeeld geen wegen. Er zijn toen kanalen gegraven, zodat bouwmaterialen en mensen eenvoudig met de boot naar Veenhuizen konden worden gebracht. De mensen groeven het veen af, bewerkten het land en bouwden boerderijen. Ook kwamen er werkplaatsen: een houtzagerij, meubelmakerij, smederij, klompenmakerij en een winkeltje.

Wonen in Veenhuizen
In Veenhuizen waren twee gestichten voor weeskinderen en één gesticht voor bedelaars, de 'verpleegden'. De gestichten zijn grote, vierkante gebouwen. In het midden hebben de gebouwen een binnenplaats. De verpleegden woonden aan de binnenkant van het gebouw. Aan de buitenkant woonden de bewakers en gezinnen die uit vrije wil naar de kolonie zijn gekomen.
De verpleegde mannen en vrouwen leefden gescheiden. Ze zaten met 80 mensen op één zaal, waar ze overdag aten en 's nachts sliepen. Er hingen hangmatten aan het plafond, er stonden eenvoudige houten banken en tafels en iedereen had een klein kastje om persoonlijke spulletjes in op te bergen. Het leven was er zwaar. Overdag moest er gewerkt worden op het land of in de werkplaatsen. De porties eten waren klein. Veel mensen waren ziek en zwak en sterfgevallen kwamen regelmatig voor.

Weeskinderen
Ook de weeskinderen woonden op zalen. In iedere zaal 80 kinderen. Er was één zaalouder die voor hen zorgde. Twee uur per dag gingen de kinderen naar school, daar leerden ze lezen, schrijven en rekenen. Dat was heel bijzonder voor die tijd.
Daarna moesten de kinderen werken, op het land of in de keuken. Ook voor de kinderen was het een zwaar leven. Na hun 18e mochten kinderen die een baantje vonden de kolonie verlaten.

Het einde van de Maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen
Uiteindelijk bleek het heel duur te zijn om de mensen in de gestichten van Veenhuizen te laten wonen. Rond 1850 kwam de Maatschappij van Weldadigheid in geldproblemen. Toen het geld op was, vertrok de Maatschappij. De regering (overheid) nam de gestichten over.

Veenhuizen 1850 - 1984
Toen de regering de gestichten overnam, vertrokken ook de weeskinderen uit Veenhuizen. De verpleegden bleven en er kwamen ook misdadigers en criminelen naar de gestichten. De verpleegden droegen andere kleding dan de gevangenen, zodat het verschil goed zichtbaar was.

Rond 1900 werden in Veenhuizen gevangenissen gebouwd ter vervanging van de oude gestichten. Ook bouwde de regering huizen voor de bewakers, een ziekenhuis, een elektriciteitscentrale en een schooltje. Zo ontstond het dorp Veenhuizen.

In de loop van de tijd kwamen er steeds minder verpleegden naar Veenhuizen, maar het aantal gevangenen groeide. Veenhuizen werd een echt gevangenisdorp. Alleen als je er werkte, mocht je er wonen en als je er niet woonde of werkte, mocht je niet zonder vergunning naar het dorp. Pas in 1984 veranderde dit en werd het dorp opengesteld voor bezoekers.

In Veenhuizen is nog steeds veel te zien dat herinnert aan het verleden. Van de drie gestichten is er nog één over; het Tweede Gesticht. Hier is nu het Gevangenismuseum gevestigd.
In 2013 zijn er nog drie gevangenissen en een jeugdinrichting in Veenhuizen.