De Tweede Wereldoorlog
"Dank aan God, dat hij de gemeente Vreeswijk, die ons zoo na aan 't hart ligt, heeft willen sparen voor oorlogsrampen. Alle Vreeswijkers hebben hun have en goed tot op heden hier ongeschonden mogen behouden op één enkele woning na. Voorzoover bekend zijn al de militairen uit Vreeswijk, levend en ongewond uit den strijd te voorschijn gekomen. Omtrent eenigen leeft men nog in ongerustheid."
"Als een droom gaat de afgeloopen periode aan de bevolking van Jutphaas voorbij. Eerst het uitbreken van den oorlog. De honderden vliegtuigen, die overkwamen. Het laten vallen van een bommenlast uit een vliegtuig aan de overzijde van den Vaartschen Rijn, waardoor ontelbare ruiten aan de Heerenstraat en Dorpsstraat sprongen."
Deze impressies van de eerste oorlogsdagen waren te lezen in de kranten die kort na 10 mei 1940 verschenen, de dag van de Duitse inval in Nederland. In vergelijking met andere Nederlandse steden en plattelandsgemeenten heeft de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) weinig of geen tastbare sporen nagelaten. Wat de periode 1940-1945 aan het persoonlijk menselijk leed - klein en groot - met zich meebracht, is ook voor wat betreft de inwoners van Jutphaas en Vreeswijk maar moeilijk met een pen te beschrijven.
Mobilisatie
Tot vlak voor de oorlog in mei 1940 uitbrak, was in en rond Jutphaas en Vreeswijk niet veel gedaan aan de verdediging van het gebied. De forten Jutphaas en Vreeswijk, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waren nauwelijks gemoderniseerd. In 1939, onder de toenemende oorlogsdreiging, werd bij Vreeswijk nog wel een moderne kazemat ingericht. Van daaruit konden vijandelijke kanonneerboten worden beschoten. Daarnaast werden in de pijlers van de Lekbrug mitrailleurs geplaatst. In Jutphaas waren militairen gelegerd in loodsen op het Drilleveld. Bij aanvang van de oorlog waren de plofsluis en de kazemat bij de Schalkwijksewetering nog niet eens gereed. Het fort Vreeswijk was bemand. Militairen werden gehuisvest in scholen en de staf van het 29e regiment Infanterie was bij Vreeswijkers ingekwartierd. Voertuigen, ook handkarren en paarden konden worden gevorderd, veelal in verband met vervoer van gewonden.
Inundatie en evacuatie
Ten noorden en ten oosten van de forten Vreeswijk en Jutphaas, werd het zogeheten voorterrein in het voorjaar van 1940 onder water gezet. Via de inlaatsluis bij fort Honswijk stroomde door het inundatiekanaal water in het gebied om op die manier de verwachte opmars van de vijand te stuiten. Aan het einde van de oorlog zouden deze gebieden opnieuw worden geïnundeerd, maar toen door de Duitsers als middel tegen de oprukkende bevrijders van Nederland. De inundaties in 1940 waren er de oorzaak van dat ± 2.500 inwoners van Houten, Schalkwijk en Tull en 't Waal hun huizen moesten verlaten. Via Vreeswijk en Rotterdam werden zij vervoerd naar Monster in Zuid-Holland. Maar het transport van al deze mensen moest worden gestaakt vanwege het grote bombardement op Rotterdam. De schepen voeren daarom terug naar Vreeswijk. Vervolgens voeren zij door naar Utrecht. Vanwege het bombardement op Rotterdam ging ook het transport van de inwoners van Vreeswijk naar Oude Tonge niet door. In Jutphaas had men heel andere problemen. Daar kreeg het gemeentebestuur eerst te maken met 4 à 5.000 gestrande vluchtelingen uit Veenendaal. Die konden ook niet verder vanwege het brandende Rotterdam. Kort daarop moest Jutphaas zelf geheel worden ontruimd. Dat gebeurde onder invloed van de komst van terugtrekkende Nederlandse soldaten. Zij moesten zich achter de linies van de Vesting Holland verschansen.
Inval
Op de eerste dag van de oorlog, 10 mei 1940, vielen ook de eerste bommen rond de Lekbrug en werden evacués uit Tiel geraakt. Twee dagen later viel nog een bom in de nabijheid van de gracht van het fort Vreeswijk en de Lekdijk. Op 17 mei kwamen de eerste Duitsers Vreeswijk binnen. Niet lang na de Duitse inval moest Vreeswijk zelf enige dagen lang ± 15.000 evacués herbergen. Zij kwamen uit het zwaar gebombardeerde Rotterdam. Een zucht van verlichting steeg op, toen bekend werd, dat Nederland de wapens had neergelegd. Velen keerden huiswaarts. Het eerste leed was voorbij, maar men zou de enerverende tijd nooit meer vergeten.
Bezetting
In de eerste oorlogsdagen verdubbelde de bevolking van Jutphaas en Vreeswijk door de terugtrekkende Nederlandse militairen. Na de capitulatie werden in Vreeswijk Duitsers ingekwartierd o.a. aan de Handelskade, gebouwen in het dorp zoals café Baars werden gevorderd. In het fort Jutphaas werd een legereenheid ondergebracht. In het dorp zelf werden woningen gevorderd voor de huisvesting van militairen, ook werden (onder)officieren ingekwartierd bij burgers. Het 'normale' leven kwam weer spoedig op gang, met dit verschil dat de bezetter duidelijk aanwezig was in het straatbeeld. 's Nachts moesten gebouwen worden verduisterd en er gold een uitgaansverbod. Vanwege de toenemende schaarste van goederen werd een distributiesysteem opgezet. Vreeswijk had een bijkantoor en Jutphaas had het hoofdkantoor. Naarmate de jaren verstreken, nam de grimmigheid toe. Er werden razzia's uitgevoerd. Zo werden uit beide dorpen tientallen jongemannen naar Duitsland gedeporteerd voor de Arbeitseinsatz. De grote aandacht van de Duitse bezetter voor de strategische ligging van de nabijgelegen sluizencomplexen - van eminent belang voor de binnenscheepvaart - en de brug over de rivier De Lek bezorgde de Vreeswijkers extra drukte en overlast. Overigens heeft ook de binnenvaart veel overlast moeten doorstaan tijdens de oorlogsjaren. Het Fort in Jutphaas werd in 1944 door de Duitsers ingericht als zend- en luisterpost van de Deutsche Kriegsmarine. Dit lokte luchtaanvallen van de geallieerden uit. De Nicolaaskerk, het nonnenklooster en de naastgelegen scholen, veel woningen rond het Fort en langs de Dorps- en Herenstraat werden beschadigd evenals het kasteel Rijnhuizen.
Verzet
Het verzet moest vele malen in actie komen om onderduikers en ontvluchte personen, te herbergen. Ook geallieerde piloten werden op hun vluchtroute verder geloodst door lokale verzetsmensen. Persoonsbewijzen werden vervalst. Vanwege deze riskante handelingen is het aantal oorlogsslachtoffers onder de (burger)bevolking dan ook niet tot één beperkt gebleven. Naast burgerslachtoffers, waaronder een aantal naar Duitse concentratiekampen weggevoerde joden woonachtig in Hoograven (toen nog onderdeel van Jutphaas), vielen tijdens de oorlogsjaren in en rond Vreeswijk en Jutphaas ook militaire slachtoffers.
Bevrijding
Op 7 mei 1945 reden de eerste Canadese tanks via het Beatrixsluizencomplex Vreeswijk binnen. Twee dagen later kon worden gemeld dat de machtsovername in het door grote geïnundeerde gebieden omgeven Vreeswijk zonder noemenswaardige incidenten was verlopen. Wel was er nog een dag of tien sprake van een Marinestelle van de Wehrmacht, waarmee terdege rekening moest worden gehouden in afwachting van het overnemen door de geallieerden van de strategisch belangrijke veerpont over de rivier De Lek. De Lekbrug was immers door een geallieerd bombardement op 5 januari 1945 vernield. Twee dagen ná de capitulatie van de Duitsers vonden op 7 mei 1945 schermutselingen plaats tussen nog in Jutphaas verblijvende Duitse soldaten en leden van het plaatselijk verzet. Twee leden van het verzet en drie burgers vonden de dood. Voor hen bleek de bevrijding van korte duur ...