Met de opkomst van de radio in de
jaren twintig neemt de behoefte aan zendcapaciteit toe. De overheid
acht het nodig om de belangen van de omroepverenigingen op
zendergebied in een organisatie veilig te stellen. Zij richt in
1935 een naamloze vennootschap op: de Nederlandsche Omroep ZEnder
MAatschappij (Nozema). Deze
organisatie, waarin zowel de overheid als de omroepverenigingen
deelnemen, krijgt het monopolie voor het stichten en beheren van
alle zendinstallaties in Nederland.
Voor een uitbreiding van het
zenderpark in Hilversum wordt een nieuwe locatie gezocht. Een
centrale ligging, geschikte bodem en het zendbereik zijn hierbij
van belang. Een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van
Nozema, de PTT (het huidige KPN) en Philips, concludeert dat een
nieuw zenderpark in de buurt van de Lek bij IJsselstein de beste
plaats is. Door de komst van Nozema en haar personeel, krijgt
het economische en sociale leven in IJsselstein een
impuls.
Naast deze zenders voor binnenlandse
uitzendingen, vestigt de Wereldomroep zich
kort na de oorlog ook in dit gebied om radio-uitzendingen voor
Nederlandse burgers in gebieden overzee te verzorgen. De
Wereldomroep is met de komst van de woonwijk Zenderpark uit
IJsselstein verdwenen.
In 1951 doet de televisie haar
intrede in Nederland. Voor het laten uitzenden van
televisiesignalen laat Nozema in IJsselstein een stalen
televisiezendmast bouwen. Deze mast verrijst bij het Paardenveld
(vlak bij de huidige locatie van woon- en zorgcentrum
Ewoud). Door de explosieve groei van het medium televisie
aan het eind van de jaren '50, blijkt deze mast niet meer te
voldoen en wordt in mei 1962 gesloopt. In 1961 is dan al een nieuwe
zendmast gebouwd. Deze toren krijgt in 1965 de naam Gerbrandytoren, naar oud-premier Pieter Sjoerds
Gerbrandy (1885 - 1961) die een van de oprichters is geweest van
Nozema. In Goes en Smilde zijn gelijksoortige torens gebouwd.
De televisiezender wordt vaak aangeduid als de zender Lopik, hoewel de toren zich op IJsselsteins grondgebied bevindt.