Utrecht bouwde in 1928 tegen haar noordelijke stadsgrens de wijk Tuinwijk. De laatste huizen van deze wijk zagen vanaf de dijk het open weidegebied en de kleine huisjes op het Haverland. Dit gebied hoorde bij de Gemeente Maartensdijk. De N.V. Stadswoning, met W.J. Godijn als directeur, wilde op het Haverland gaan bouwen. Zij kocht voor 350.000 gulden 17 ha grond en ging in de nieuwe wijk 'Tuindorp' woningen bouwen voor gegoede burgers. Dat was afgesproken met burgemeester van der Voort van Zijp van Maartensdijk. In 1931 werden de woningen aangeboden voor gemiddeld 7500 gulden. Huur was f 525.- per jaar. "In een landelijke omgeving, frissche lucht, veel zon, veel groen en bloemen", zo werd het nieuwe dorp aangeprezen. Op 1 Juni 1931 betrok de familie Thijssen-Kreugel als eerste bewoner de eerste van de zeven huizen aan de Sickenslaan. In 1932 werden de nog te bouwen huizen verbeterd. Ze werden opgeleverd met centrale verwarming, een badkamer en wastafels met stromend water. De koopprijs werd dan ook 8000 gulden. Tuindorp kreeg zijn eigen kerken, scholen en winkels en in 1938 zijn eigen Brandweer. De katholieke Pauluskerk werd in 1936 ingezegend. Voor de Hervormden werd de Willem de Zwijgerkapel in 1934 afgebouwd op het, door L. Copijn aangelegde, Willem de Zwijgerplantsoen. In 1937 werd de gereformeerde Tuindorpkerk met 1300 zitplaatsen in gebruik genomen.
Grenswijziging
Er vond eind 1953 een grote gemeentelijke herindeling plaats. Inmiddels woonden er 7678 personen in Tuindorp.
Op 1 januari 1954 werd Tuindorp geannexeerd door Utrecht. Daarmee verloor Maartensdijk meer dan de helft van zijn inwoners. Het aantal personen ging van 12.398 naar 4.820. Als compensatie werd in 1957 het grootste deel van Achttienhoven en Westbroek bij Maartensdijk gevoegd. Zo kwamen er weer 1174 bewoners bij.